
Dat de Japanse literatuur meer in haar mars heeft dan Haruki Murakami alleen, mag blijken uit het sfeervolle en suggestieve proza van de in eigen land fel bejubelde schrijfster Hiromi Kawakami. Haar afgemeten en zuinige stijl kan op steeds meer bijval rekenen in het Westen, niet alleen in Frankrijk en Duitsland maar ook in ons eigenste taalgebied. Het is dan ook heugelijk nieuw dat er nu bij Uitgeverij Atlas een derde roman in het Nederlands beschikbaar is. Manazuru is net als de twee vorige romans – De tas van de leraar en Nakano’s handel in oude rommel – vakkundig en liefdevol vertaald door Japanoloog Luk Van Haute.
Kawakami is bij ons nog vrij onbekend. Wie is ze precies?
Kawakami is nu 53 en is dus al een poosje bezig. Ze debuteerde in 1994 met God, een kort verhaal dat in mijn vertaling verscheen in De Gids (#8, december 2009, LDM). Maar haar achtergrond ligt in het fantastische genre. Begin jaren tachtig had ze onder het pseudoniem Hiromi Yamada al sciencefictionverhalen geschreven en werkte ze mee aan de uitgave van het sciencefictiontijdschrift ‘NW-SF’. Toen ze midden de dertig was, besloot ze voor zichzelf een ‘serieuze’ auteur te worden. Vanaf dan is het zeer snel gegaan. Met haar eerste roman (het nog niet in het Nederlands vertaalde Hebi wo fumu, letterlijk ‘Stappen op een slang’, LDM) won ze in 1996 meteen de Akutagawa-prijs, een erg belangrijke en sterk gemediatiseerde bekroning voor veelbelovende auteurs. In 2001 kreeg ze voor haar roman De tas van de leraar de Tanizaki-prijs, )de meest prestigieuze Japanse literaire onderscheiding. Dat Kawakami in het Westen nog niet zo bekend is, komt vooral omdat er tot nu toe nog maar één van haar romans in het Engels is vertaald, namelijk Manazuru, het boek dat nu bij Atlas in mijn vertaling verschijnt (in maart 2012 verschijnt een Engelse vertaling van De tas van de leraar bij het Amerikaanse Counterpoint, LDM). In )Frankrijk, waar nog veel meer van haar vertaald is, slaan haar boeken echt aan. Ook hier lukt het aardig, zo kreeg De tas van de leraar al een tweede druk. Ik hoop dat ze met Manazuru haar Nederlandstalige lezerspubliek nog meer kan uitbreiden.
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van Kawakami’s werk?
Dat is moeilijk te vatten. Neem nu De tas van de leraar en het tweede boek dat ik vertaalde Nakano’s handel in oude rommel. Er zijn gelijkenissen tussen die twee in de sfeerschepping, de onderkoelde humor, de ietwat afstandelijke manier waarop mensen met elkaar omgaan en de gebalde dialogen. Maar met het derde boek Manazuru is er een hemelsbreed verschil, in eerste instantie door het bovennatuurlijke of magisch-realistische element in die roman. Kawakami heeft natuurlijk meer geschreven dan wat in het Nederlands beschikbaar is, maar laat het duidelijk zijn dat ze nooit hetzelfde boek schrijft. Zowel wat stijl als genre betreft, zorgt ze steeds voor de nodige afwisseling. Manazuru bijvoorbeeld is stilistisch gesproken bij momenten erg experimenteel, denk maar aan het vreemde spel met interpunctie in dat boek. De twee voorgaande vertalingen zijn iets conventioneler, maar zoals altijd bij Kawakami toch erg origineel.
Wat is haar positie in de Japanse literatuur?
Op vijftien jaar tijd heeft ze een erg belangrijke plaats verworven in de Japanse literaire wereld. Zo zeteltt ze nu zelf in de jury van de Akutagawa-prijs. En Kawakami zit zeker niet in een ivoren toren. Ze neemt regelmatig deel aan literaire debatten, een populair fenomeen in Japan. Op maatschappelijk vlak engageert ze zich evenzeer. Zo schrijft ze veel essays en columns in allerlei kranten en tijdschriften. Dat ze wel degelijk een stem is, mag blijken uit haar recente bijdrage aan een internationaal symposium in Toronto over de Japanse literatuur na de kernramp in Fukushima. Hiervoor herschreef ze trouwens haar debuutverhaal God. Kenzaburo Oë, al jaren het geweten van Japan, had over de ramp geschreven in ‘The New Yorker’e. Murakami van zijn kant gaf een toespraak over Fukushima in Barcelona. N a die twee heel grote namen kom je in Japan toch al snel uit bij Kawakami.
Manazuru is het derde boek van Kawakami dat u naar het Nederlands vertaalde. Wat spreekt u zo aan in haar werk?
Ik leerde haar kennen via De tas van de leraar. Dat is waarschijnlijk haar bekendste werk, omdat het voor televisie werd verfilmd en in een manga werd verwerkt door een van de grootmeesters van het genre, Jiro Taniguchi. Maar uiteindelijk zijn het hoe dan ook de uitgevers die beslissen wat er vertaald wordt. Wij vertalers hebben daar bitter weinig in te zeggen. Elk boek van Kawakami heeft een heel specifieke sfeer en daarin ligt juist de uitdaging bij het vertalen. Hoe vat je de juiste sfeer, de juiste toon, zeker bij de dialogen die in haar werk van het allergrootste belang zijn? Van alle boeken die ik van haar tot nu toe vertaalde, is er geen enkele met een uitgemeten plot. Er gebeurt niet echt veel! Je zou kunnen zeggen dat haar boeken uit afzonderlijke tafereeltjes bestaan, telkens met dezelfde personages. De hoofdstukken van haar romans zijn als het ware verhaaltjes op zich, vaak met een eigen titel.
Haar stijl is bijna minimalistisch te noemen…
Haar stijl is bedrieglijk eenvoudig. Kawakami in het Japans lezen is begrijpelijk. Maar als je het probeert te vertalen dan stuit je meteen op allerlei moeilijkheden. Dat is niet makkelijk uit te leggen aan iemand die geen Japans kan lezen. Het gaat om subtiliteiten van de Japanse taal zélf. Japans is van nature uit vrij ambigu, onder andere door het ontbreken van voornaamwoorden, of van enkelvoud en meervoud – tenzij men dit expliciet wil maken – en door het vage karakter van de tijden. Hierdoor is heel veel vatbaar voor interpretatie. Toegegeven, vertalen is altijd kiezen, maar dat bewust gebruik maken van de ambiguïteit van de Japanse taal kom je bij Kawakami voortdurend tegen. Het is inherent aan die taal, maar Kawakami speelt er mee. Ze gebruikt ook veel zogeheten ‘gitaigo’, te vergelijken met onomatopeeën, maar dan om gevoelens en gemoedstoestanden uit te drukken. Meer nog, ze vindt er zelf uit. Enige inleving is dus vereist. Een mooi voorbeeld van het verschil tussen een Japanse tekst begrijpen en hem vertalen, is de openingszin van De tas van de leraar. In het Nederlands staat er: “Officieel had ik hem bij zijn volledige naam en titel moeten aanspreken, met Harutsuna Matsumoto-sensei dus, maar ik noemde hem gewoonweg Sensei. Niet ‘sensei’, maar ‘Sensei’, met een hoofdletter”. In het Japans speelt Kawakami hier met de 3 Japanse schriftsystemen. Kawakami schrijft dat het hoofdpersonage Tsukiko haar vroegere leraar ‘Sensei’ noemde, wat zoveel betekent als ‘meester, leraar’. Maar niet ‘Sensei’ in Kanji, het eerste schriftsysteem op basis van Chinese idiogrammen, ook niet ‘sensei’ in het Hiragana-alfabet, het eerste fonetische systeem dat vooral gebruikt wordt om partikels en uitgangen te schrijven, maar wel ‘Sensei’ in Katakana, het systeem dat normaal gezien gebruikt wordt voor leenwoorden. Als ik dat letterlijk vertaal, dan begrijpt iemand die geen Japans kent hier geen snars van. Mijn oplossing was: “‘Sensei’, met hoofdletter”, omdat het hoofdpersonage de term als een voornaam gebruikt. Op dergelijke momenten is het interessant om te vergelijken hoe vertalers in andere talen dit hebben aangepakt. Zo koos de Franse vertaler voor net het omgekeerde, met kleine ‘s’ dus (lacht). dOm maar te zeggen, iedere vertaler zoekt zijn oplossingen.
Kawakami lees je beter niet met een lege maag: ze schrijft veel over eten…
Eten en voedsel zijn wat we in de vertaalwetenschap realia noemen. Maar welke realia zijn parate kennis voor je lezers? Je mag niet te veel voorkennis veronderstellen. Murakami is de eerste Japanse auteur die uitgebreid gelezen wordt door een Nederlandstalig publiek dat voor de rest niet noodzakelijk veel weet van de Japanse cultuur. De vroegere bekende Japanse auteurs zoals Yukio Mishima, Kenzaburo Oë, Yasunari Kawabata, Junichiro Tanizaki,… werden eerder gelezen door mensen die een zekere interesse voor de Japanse cultuur hadden en dus ook enige achtergrondkennis. Dat geldt niet langer voor de meeste lezers van Murakami, vind ik. En bij Kawakami dus ook niet, want lezers zullen vaak bij haar terechtkomen via Murakami. Voor de vertaling van realia is bij de uitgever de norm of het in van Dale staat. Woorden als ‘tatami’ en ‘samoerai’ hoeven dus geen verdere uitleg. ‘Sushi’ kennen de meeste mensen intussen ook al, anders dan bijvoorbeeld twintig jaar geleden. Maar hoe zit het met gerechten als ‘yakitori’ of ‘yakisoba’ of ‘teppanyaki’? Wie wel eens naar een Japans restaurant gaat, zal misschien enkele van die termen kennen, voor alle anderen blijft het een onbegrijpelijk woord. Er zijn dan een aantal mogelijkheden. Je kan bijvoorbeeld bij benadering vertalen: ‘yakitori’ wordt dan ‘gebraden kippenspiesjes’. Maar dan riskeer je dat de lezers aan een ander soort sateetjes gaan denken, bijvoorbeeld Thaise met pindasaus. Een andere optie is het woord laten staan, maar met een kleine omschrijving in de tekst erbij. Bijvoorbeeld als er staat: ‘Ik bestelde yakitori’, dan kan je bij de volgende vermelding van dat woord ‘De kippenspiesjes werden gebracht’ schrijven. Ten slotte kan je simpelweg het origineel overnemen en voetnoten onderaan bijvoegen of achteraan een verklarende woordenlijstf. Zelf geef ik de voorkeur aan de laatste optie. Ik vind dat minder storend en het bevordert de duidelijkheid en leesbaarheid.
Kawakami omschrijven als een ‘vrouwelijke Murakami’ doet haar geen recht, vind ik. Wat ik eventueel zie als een gemeenschappelijk punt is de invloed van de westerse literatuur.
Uitgevers zijn onophoudelijk op zoek naar de nieuwe Murakami, ook in Japan. Te pas en vooral te onpas wordt zijn naam erbij gehaald. Onlangs recenseerde ik een Koreaans boek, Tong van Jo Kyung-ran. Op de voorflap van dat boek staat een citaat te lezen: ‘Kyung-ran doet me denken aan Murakami op z’n best’. Ik heb dat boek gelezen, maar vond geen enkele gelijkenis noch invloed. Je hoort wel eens beweren dat Murakami zo westers is, want zijn personages luisteren naar The Beatles en eten spaghetti. Maar welke Japanner eet er geen spaghetti of luistert niet naar The Beatles! Ik bedoel maar, Murakami is een toverwoord. Als ik een lezing geef, zorg ik er voor dat Murakami in de titel zit, want dan komt er wat meer volk op af (lacht). Er is geen enkele Japanse auteur van de twintigste of eenentwintigste eeuw die géén westerse invloeden heeft. De 3 bekendste moderne Japanse schrijvers van eind negentiendee, begin twintigstee eeuw – Mori Ogai, Natsume Soseki en Nagai Kafu – hebben alle drie lang in het buitenland gezeten. Ogai in Duitsland als militair arts, Soseki studeerde in Engeland, Kafu reisde doorheen Amerika en Frankrijk. Ze verbleven dus uitgebreid in het Westen en namen de westerse literatuur gretig tot zich. Wie beweert dat Murakami on-Japans is en dat hij zich verzet tegen de Japanse traditie, kletst uit zijn nek. Het is dus veel complexer dan alleen maar stellen dat Murakami niet typisch Japans is omdat zijn personages spaghetti eten (lacht).
U vermeldde al enkele hindernissen bij een vertaling uit het Japans. Is het veel moeilijker dan pakweg uit het Duits vertalen?
We zitten niet alleen met de geografische en culturele afstand, maar ook de linguïstische. Vertalen uit het Japans is hoe dan ook een taalkundige uitdaging. Alleen al de syntaxis. In het Japans worden vaak constructies gebruikt als ‘Diegene die hem tot de orde riep was de meester’ of ‘De plaats waar hij naartoe ging was het station’. Als we dat zo vertalen, is dat op zich geen fout Nederlands, maar als je voortdurend dergelijke zinnen gaat gebruiken, wordt je redacteur gek. Het moet leesbaar blijven, natuurlijk. Ik ben er anderzijds wel tegen om als vertaler al te veel in te grijpen. Met name Amerikaanse vertalers van Japanse literatuur maken heel leesbare teksten, maar vaak zijn het meer parafrases dan vertalingen. Voor mij is het natuurlijk een groot voordeel dat er meestal al vertalingen bestaan in een andere taal. Maar tegelijk is het ook niet ongevaarlijk. Het is soms verleidelijk om die vertalingen er bij te nemen. Je riskeert dan wel er onwillekeurig door beïnvloed te worden, je eigen keuzes erop af te stemmen of, erger nog, fouten over te nemen. Zelf maak ik altijd eerst mijn eigen vertaling en vergelijk nadien, al is het maar om te kijken welke oplossingenmijn collega’s vonden voor bepaalde problemen.
Welke vertalingen mogen we van u nog verwachten?
Ik leg op dit moment de laatste hand aan Het offer van verdachte X, een psychologische misdaadroman van Keigo Higashino, een generatiegenoot van Kawakami die in eigen land razend populair is. Het is voor het eerst dat er een roman van hem in het Nederlands vertaald wordt. Verder werk ik aan de vertaling van een tweede dichtbundel van de honderdjarige dichteres Toyo Shibata (vorig jaar in juni verscheen in een vertaling van Luk Van Haute Geef de moed niet op, haar debuut op 99-jarige leeftijd, LDM). Die bundel zal heel toepasselijk Honderd jaar heten. Eenmaal die twee projecten klaar zijn, zal ik verder werken aan een grote bundeling moderne Japanse kortverhalen, die op stapel staat bij Atlas. Het is een overzicht van de moderne Japanse literatuur vanaf eind negentiende eeuw tot nu. Het verhaal dat aan de basis lag voor 1Q84 en dat Murakami dertig jaar geleden schreef, zit er bijvoorbeeld bij. Niet alleen de grote namen zijn opgenomen, maar uiteraard ook heel wat auteurs die voor het eerst in het Nederlands worden vertaald. Hopelijk ontdekken enkele lezers zo hun andere werken. Er is hoe dan ook nog veel werk! Zelfs als ik samen met mijn handvol collega-vertalers Japans voltijds doorwerkn, dan komen we nog maar aan een vijftiental boeken per jaar. Een fractie van een uitermate boeiende literatuur. Maar ik doe rustig verder (lacht).
BIOGRAFIE
Luk Van Haute (1963) is doktor in de Oosterse talen & culturen en vertaalde werk van Haruki Murakami, Yasunari Kawabata, Kenzaburo Oë, Toyo Shibata, Sion Sono, Miri Yu en Hiromi Kawakami. Hij is actief als recenscent en essayist en geeft geregeld lezingen en gastcolleges, telkens met betrekking tot Japanse literatuur en film.
Boeken van Hiromi Kawakami, vertaald door Luk Van Haute:
De tas van de leraar, Atlas 2009, ISBN 9789045015705, 192 pp.
Nakano’s handel in oude rommel, Atlas 2011, ISBN 9789045046150, 240 pp.
Manazuru, Atlas 2012, ISBN 9789045017549, 216 pp.
Verschenen in: STAALKAART #13, 2012