‘De schuiftrompet’: het verzameld proza van C.C.S. Crone

tumblr_inline_pdvparz9L11s0xvfa_540

Eind vorig jaar reikte de Sybren Polet Stichting zijn eerste Lokienprijs uit aan de Utrechtse uitgeverij IJzer voor haar gedurfde en baanbrekende keuzes. De prijs, genoemd naar het hoofdpersonage van Polets avantgardistische romancyclus, wil experimenteel werk bekronen.  Wie een blik werpt op de eigenzinnige fondslijst van éénmansuitgeverij IJzer, weet dat eigenaar Willem Desmense een meer dan terechte laureaat is. Het is Desmense duidelijk niet naar het hoofd gestegen, want hij gaat gewoon verder op hetzelfde weerspannige elan en  doet zijn prijs alle eer aan met een erg fraaie, nieuwe uitgave van het verzameld proza van  C.C.S. Crone.

C.C.S. Crone

Cornelius Carolus Stephan “Cees” Crone (Utrecht, 26 december 1914 – Arnhem, 9 november 1951) was de auteur van een klein maar uniek oeuvre. Amper 36 jaar oud stierf Crone onverwachts aan kinderverlamming, maar in 1947 stelde hij wel nog zelf de verzamelbundel De schuiftrompet samen. De nieuwe uitgave bij IJzer telt 208 pagina’s en bestaat net als de editie van 1947 uit drie novellen en tien kortverhalen. Dat het in Utrecht gevestigde IJzer dit werk opnieuw onder de aandacht brengt is niet verwonderlijk: het gros van Crone’s verhalen hebben de Domstad in de jaren dertig van de vorige eeuw als decor.

Enkele jeugdige probeersels buiten beschouwing gelaten, schreef Crone zijn proza bijeen op vijf jaar tijd, ruwweg tussen 1935 en 1940. Crone schreef moeizaam, ieder woord kostte hem bloed, zweet en tranen. Iedere komma of spatie moest juist zitten, er staat geen punt te veel in en hij broedde weken over een kromme zin. Die ambachtelijke manier van schrijven levert een zeer persoonlijke stijl op, een beeldrijk proza zonder franjes, vol ingehouden kracht en fijnzinnige humor. Het Utrecht van Crone is bevolkt met universele personages: de ontredderde, kleine man staat steeds centraal, onderdrukt door een noodlottig bestaan vol kommer en kwel. Het zijn kleine, innemende vertellingen waarin de tijd immer genadeloos verglijdt en het geluk altijd eindig is. Het leesplezier verhoogt alleen maar door de scherpe observaties, de levendige dialogen en het haarfijn gevoel voor detail, wars van iedere vorm van psychologisering.

Dat Crone geen vuistdikke romans schreef, is vooral te wijten aan zijn werkmethode. Zo noteerde hij allerlei invallen, gespreksflarden en observaties op smalle strookjes papier, elk met een eigen volgnummer, om ze vervolgens in een groot kasboek te plakken. Die omvangrijke collages vormden een soort draaiboek, waaruit Crone eindeloos putte. Dit procedé was uiteraard heel tijdrovend en verklaart gedeeltelijk zijn geringe productie. Ander gevolgen van zijn ongewone methode zijn de fragmentarische opbouw van zijn novellen en het feit dat sommige namen, gebeurtenissen, beelden of situaties soms meer dan één keer opduiken over verschillende teksten heen.

Verzameld proza

Crone kwam in aanraking met de literatuur door zijn oom, de toen bekende Utrechtse dichter Jan Engelman (1900-1972). Hij publiceerde enkele schetsen in studentenbladen, maar niets waar hij later nog achterstond. Eenmaal afgestudeerd wijdde Crone zich geheel aan de literatuur en verdiende de kost met boekbesprekingen. In 1936 verscheen zijn debuut Gymnasium en liefde, het naar de keel grijpende relaas van een eenzame leraar die verliefd wordt op een van zijn leerlingen. Nadien volgen in 1939 zijn novelle Het feestelijk leven – in tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden een allesbehalve vrolijk verhaal over een eenzame man die vrouw en kind verliest – en het huwelijksdrama Muziek over het water. Tijdens zijn leven is Crone nooit echt doorgebroken, maar dankzij een kleine kern van ingewijden groeide hij over de jaren heen uit tot de ultieme ‘writer’s writer’ van de Nederlandse letteren. Crone ademde literatuur, zijn postume reputatie zou hem ongetwijfeld verheugd hebben.

Vanaf 1941 ging Crone werken voor diverse uitgeverijen in Amsterdam en Arnhem, als literair adviseur, redacteur of corrector. Na zijn huwelijk komt hij nauwelijks nog tot schrijven, zeker niet wanneer het gezin zich gestaag uitbreidt (hij zou uiteindelijk vader van vier worden). Eind 1951 sterft Crone geheel onverwacht. De befaamde literatuurcriticus dr. P. H. Ritter jr. schreef: “Er is geen schrijver, die Utrecht zo heeft doen leven als Crone en er zijn maar weinig schrijvers, die zulk fijnzinnig proza hebben geschreven als hij.”

Wijze woorden, die ik alleen maar kan bijtreden. Blij dat de schuiftrompet opnieuw weerklinkt.    


Verschenen in: STAALKAART #15, 2012

De schuiftrompet – Verzameld proza van C.C.S. Crone, IJzer 2012, ISBN 9789086840779, 208 pp.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s