
Eind 2010 deed de Nederlandse filosoof en historicus Leen Spruit in de Vaticaanse bibliotheek een opzienbarende ontdekking: hij vond een tot nu toe ongekend handschrift van de Ethica van Baruch Spinoza (1632-1677), zowat de basis van de moderne filosofie. Spinoza voltooide zijn levenswerk 2 jaar voor zijn dood, in 1675. Omdat hij problemen voorzag met de kerkelijke instanties besloot hij het boek postuum te laten uitgeven door enkele vrienden en aanhangers. Die editie verscheen begin 1678, kort na Spinoza’s dood. Over het lot van het oorspronkelijke handschrift uit de nalatenschap van de filosoof tast men nog steeds in het duister, maar gelukkig maakte een van de waakzame tekstbezorgers een afschrift. Het is deze versie die Spruit, drie eeuwen na datum, terugvond in de Bibliotheek van het Vaticaan. Omdat de tekst op een aantal kleine maar belangwekkende punten afwijkt van de Ethica zoals wij die tot dusver kenden, bezorgde Spruit samen met zijn collega Pina Totaro in augustus 2011 een integrale Latijnse editie van het ‘boek der boeken’. In juni verschijnt nu in samenwerking met Uitgeverij Brill eveneens een nieuwe Nederlandse vertaling bij Uitgeverij Boom. We spraken met Leen Spruit voor tekst en uitleg.
Het is verbazingwekkend dat een dergelijk belangrijk manuscript zo lang onaangeroerd kon blijven liggen zonder dat iemand het bestaan ervan vermoedde. Hoe gaat dat in zijn werk een manuscript terugvinden in het Vaticaan? Kunt u ons het verhaal achter uw vondst doen?
De ontdekking van het Vaticaanse manuscript van Spinoza’s Ethica is niet het resultaat van een enorme speurtocht maar eerder van een gelukkige samenloop van omstandigheden. Sinds 1996 werk ik samen met mijn Italiaanse collega Ugo Baldini in het Archief van de Congregatie voor de Geloofsleer in Rome. Dat is de plaats waar de historische archieven van de Romeinse Congregaties van de Inquisitie en van de Index van verboden boeken bewaard worden. Ons onderzoek spitst zich toe op de relatie tussen moderne wetenschap en de katholieke kerk. Het is onze bedoeling om alle relevante documenten uit deze archieven te publiceren. Intussen is deel I verschenen (Catholic Church and Modern Science. Documents from the Roman Archives of the Holy Office and the Index, vol. I: The Sixteenth Century, 4 vols., 3380 pp., Rome: Libreria Editrice Vaticana, 2009, LDM). Nu, in oktober 2010 ontmoette ik in dit archief een Duitse collega, Jyri Hasecker, een onderzoeker verbonden aan de Westfälische Wilhelms-Universität in Münster. Hij bracht me op de hoogte van het bestaan van een lijst met codices die in de 20ste eeuw waren overgebracht van het archief van de Inquisitie naar de Bibliotheek van het Vaticaan en stelde voor mij een pdf-bestand van deze lijst te bezorgen. Toen ik deze lijst vervolgens doorstuurde aan mijn vriend en collega Baldini, viel het hem op dat er een manuscript genoemd werd dat door Niels Stensen (Deense wetenschapper en theoloog, beter bekend onder zijn gelatiniseerde naam Steno, die de publicatie van de Ethica probeerde te verhinderen, LDM) was ingeleverd, enkele weken nadat hij op 4 september 1677 bij de Romeinse Inquisitie een aanklacht had ingediend tegen de filosofie van Spinoza. Toen ik de lijst opnieuw bekeek en incipit en excipit van het betreffende manuscript nader bestudeerde, besefte ik dat het om een manuscript van de Ethica ging. Maar hoe is dit manuscript in Rome beland en hoe heeft Niels Stensen het te pakken kunnen krijgen? Om deze vragen te beantwoorden moeten we eerst kijken naar de ontstaansgeschiedenis van dit werk.
Spinoza voltooide zijn Ethica twee jaar voor zijn dood, in 1675. Om problemen met het kerkelijk gezag te voorkomen besloot hij het werk pas na zijn dood uit te laten geven. Waarom precies?
Nadat hij verbannen was door de joodse gemeenschap, had Spinoza in 1660 Amsterdam verlaten. Maar via een intense briefwisseling onderhield hij de banden met zijn geboortestad en zijn vrienden. Zo schrijft hij in de herfst van 1661 aan Henry Oldenburg (invloedrijk Duits natuurfilosoof en diplomaat die bekend staat voor zijn vurige correspondenties, onder andere met Spinoza, LDM) dat hij werkt aan een geschrift dat volgens de geometrische methode is opgezet. Uit de brieven van die jaren blijkt dat Spinoza stap voor stap de verschillende delen van zijn ‘filosofie’ naar zijn vrienden in Amsterdam opstuurde. Die kwamen dan bijeen om de inzichten van hun vriend nader te bestuderen, om hem vervolgens per brief op de hoogte te brengen van hun bevindingen. In het voorjaar 1665 krijgt het werk een zekere omvang, maar in de zomer onderbreekt Spinoza het werk aan de Ethica omdat hij zich uitsluitend wil wijden aan zijn Tractatus theologico-politicus (een in 1670 anoniem verschenen logische analyse van de bijbel, LDM). We weten niet exact wanneer de Ethica zijn huidige gedaante heeft aangenomen. Het enige wat we wél zeker weten, is dat vanaf einde 1674 kopieën of althans gedeelten van een ogenschijnlijk afgerond manuscript circuleerden onder een klein aantal vrienden, waaronder Ehrenfried Walter von Tschirnhaus (Duitse natuurkundige en filosoof, LDM) en Georg Hermann Schuller (jonge arts die Spinoza in diens laatste levensjaar begeleidde, LDM). Op 5 juli 1675 beschouwt Spinoza zijn tractatus quinque-partitus (de Ethica bestaat uit 5 delen, LDM) als voltooid en maakt hij aanstalten om naar Amsterdam te gaan om de publicatie ervan voor te bereiden. In de herfst van datzelfde jaar ziet hij hier echter van af, omdat hij problemen vreest met de theologen in eigen land.
Wat was er nu juist zo schokkend aan Spinoza’s boek?
Zijn Ethica maakt korte metten met de centrale dogma’s van het christendom: Spinoza pleit niet voor een persoonlijke God, maar een die samenvalt met de totaliteit van de werkelijkheid. Hij gelooft evenmin in de goddelijke voorzienigheid, want alles komt volgens hem noodzakelijk voort uit Gods aard. Daarom bestaat er voor hem ook geen vrije wil. Heil en verlossing hangen niet af van incarnatie of het offer op Golgotha, maar van de hoeveelheid adequate kennis die een mens in dit aardse leven kan verwerven. Een dergelijk systeem was zowel voor de katholieke als de protestantse Kerk een enorme bedreiging. Niet voor niets laat Jonathan Israel in zijn bekende boek Radical Enlightment, de Verlichting bij Spinoza beginnen.
In welke mate werpt het nu gevonden handschrift nieuw licht op de commotie die destijds werd veroorzaakt door de ideeën van Spinoza?
Het Vaticaanse manuscript is geschreven in de heldere hand van Pieter van Gent, waarvan bekend is dat hij verschillende werken van Spinoza heeft gekopieerd en dat hij betrokken was bij de uitgave van de Opera posthuma, samen met Johannes Bouwmeester, Lodewijk Meyer en de eerder genoemde Georg Hermann Schuller. Op basis van de aantekening op het schutblad van het Vaticaanse manuscript kan vastgesteld worden dat het manuscript van Spinoza’s Ethica werd ingeleverd bij de Inquisitie in Rome door de bewuste Niels Stensen. Toen die geneeskunde studeerde in Leiden was hij bevriend met Spinoza, maar na zijn bekering tot de Rooms-katholieke Kerk geeft hij zijn onderzoek in de anatomie en de fysiologie eraan en wijdt hij zich nog uitsluitend aan strikt kerkelijke taken. Stensen had zoals gezegd in 1677 een klacht tegen Spinoza’s filosofie ingediend bij de Inquisitie. Stensen is dus niet alleen nauw verbonden met de geschiedenis van het manuscript maar ook met de veroordeling van Spinoza door de Kerk van Rome en met het verbod van zijn werken door de Congregatie van de Index voor verboden boeken. Dat Stensen het manuscript van de Ethica inleverde bij de Inquisitie verklaart met andere woorden de aanwezigheid van het handschrift in de Bibliotheek van het Vaticaan. En het is ironisch genoeg de analyse en beoordeling van de Inquisitie die ervoor heeft gezorgd dat het handschrift bewaard is gebleven.
De klacht van Stensen was al eerder teruggevonden in het archief van de Romeinse Inquisitie…
Ja, dat document heeft als titel Libri prohibiti circa la nuova filosofia dello Spinosa (“Verboden boeken betreffende de nieuwe filosofie van Spinoza”). Het is geschreven op drie gevouwen bladen en bevat de tekst van een aanklacht tegen Spinoza, ingediend bij de Congregatie van het Heilige Officie door “Nicolò Stenone, Danese” en gedateerd op 4 september 1677. De woordkeuze van Stensens aanklacht weerspiegelt de medisch-biologische metaforiek in het taalgebruik van de katholieke censors die actief waren in de organisaties voor leerstellige controle gedurende de 16de en 17de eeuw. Toen werd de verspreiding van verdachte of ketterse ideeën gezien als een epidemie. De termen waarmee men dit fenomeen beschreef waren geen toevallige metaforen, maar duidelijk bedoeld om te suggereren dat er grootschalige infecties dreigden. Zo wordt de filosofie van Spinoza gezien als een “ernstig kwaad”, dat strenge maatregelen rechtvaardigt om “de verspreiding van het kwaad” tegen te gaan, ten einde “verdere infecties” te vermijden als wel om een tegengif te ontwikkelen voor diegenen die al besmet of vergiftigd zijn. Stensens medische competentie schemert door in een betoog dat geen ruimte laat voor misverstanden: zijn aanklacht kan worden gezien als een ‘medische’ voorzorgsmaatregel, en het Heilig Officie als de meest geschikte institutie om deze in praktijk te brengen.
Van je vrienden moet je het hebben: Stensen bleek een echte kuitenbijter te zijn.
Natuurlijk wist Stensen van de circulatie van Spinoza’s manuscripten, hoewel hij steeds beweerde er zelf nooit één bezeten te hebben. Hij verklaart dat hij een paar weken voor hij zijn aanklacht op papier zette van een “Lutheraanse buitenlander” het onderhavige manuscript heeft ontvangen, dat naar zijn mening extreem gevaarlijke doctrines bevat. Stensen moet deze Lutheraanse vreemdeling hebben ontmoet in Rome, waar hij sinds 22 mei verbleef in het Palazzo Medici, terwijl hij wachtte op zijn benoeming tot vicaris en bisschop. Op basis van brieven en andere documenten kan deze Lutheraanse vreemdeling nu geïdentificeerd worden als de eerder genoemde Tschirnhaus. Wanneer Stensen in september 1677 de Romeinse Inquisitie ervan op de hoogte brengt dat hij in het geheim een manuscript heeft bemachtigd van Spinoza’s Ethica, beslissen de Kardinalen van deze Congregatie de Internuncio in Brussel en de apostolische vicaris in Holland te vragen om informatie te verkrijgen over niet alleen Spinoza, maar ook over dit manuscript en eventueel reeds gepubliceerde werken. Uiteindelijk leidt dit alles tot een verbod van Spinoza’s werken op de Romeinse Index van verboden boeken. Het zelfde lot trof dit werk overigens in het Protestante en tolerante Holland. Hoe dan ook, deze censuur heeft de verspreiding van het werk niet tegen kunnen gaan.
Over het lot van het oorspronkelijke handschrift of de autograaf is weinig gekend, maar gelukkig hebben we het afschrift dat u ontdekte. Hoe betrouwbaar is deze kopie eigenlijk?
We gaan er van uit dat het originele manuscript verloren is gegaan, maar helemaal zeker is dit niet. De Vaticaanse codex Vat. Lat. 12838 (de officiële bibliotheeksignatuur van Spruits ontdekking, LDM), die de volledige tekst van de Ethica bevat, is het enige bekende handschrift van dit werk. Voor de ontdekking van dit manuscript kenden we de tekst van de Ethica alleen uit de Opera posthuma, en in de Nederlandse vertaling van Jan Hendrik Glazemaker (Nederlandse vertaler van filosofische werken, die clandestien Spinoza’s nagelaten werken vertaalde, 1620-1682, LDM). Het feit dat er geen andere originele manuscripten van Spinoza’s werken gevonden zijn, maakt het Vaticaanse handschrift tot een uniek document. Een aantekening op de keerzijde van het laatste vel door een functionaris van de Inquisitie vermeldt dat het op 23 september 1677 in handen is gekomen van de Romeinse Inquisitie. Het is dus een afschrift dat voorafgaat aan de Opera posthuma, waarvan het titelblad de datum 1677 draagt, maar die in werkelijkheid pas begin 1678 zijn verschenen. Het Vaticaanse manuscript bevestigt dat de vijfdelige opzet van het werk zoals we dit nu kennen, niet te danken is aan ingrijpen van de verzorgers van de postume werken, maar al was vastgelegd in het manuscript dat in Spinoza’s lessenaar werd bewaard en na zijn dood naar Amsterdam werd verscheept. De vrienden die de publicatie van de postume werken verzorgden, hadden zeer waarschijnlijk de beschikking over het originele manuscript van de Ethica. Op basis van een collatie van het nu gevonden manuscript met de gedrukte versie kan worden vastgesteld dat het Vaticaanse handschrift een afschrift is van Spinoza’s autograaf. Anders gezegd, het gaat dus wel degelijk om een zeer betrouwbaar document.
Wat zijn de grootste verschillen met vorige edities?
Het manuscript is vooral van belang voor de editie van de Latijnse tekst. De verschillen tussen het handschrift en de editie van de Ethica in de Opera posthuma zijn van velerlei aard. Ze gaan van minimale spellingscorrecties, relatief kleine omissies en toevoegingen, mogelijke fouten en veranderingen in de woordvolgorde tot significante veranderingen in interne verwijzingen, een ingrijpende harmonisatie van de formele structuur van de tekst en min of meer substantiële veranderingen in verwoordingen en uitdrukkingen. Dit laatste type van varianten kan weer onderverdeeld worden in, op z’n minst, de volgende categorieën: veranderingen in nominatief versus accusatief, ontkenningen, werkwoordelijke modi (indicatief versus conjunctief), voegwoorden, bijwoorden, (on)persoonlijke voornaamwoorden, idiomatische uitdrukkingen, enkelvoud versus meervoud, etc. Zo ondergingen soms vooral de toelichtingen die vaak in een wat minder strakke stijl geschreven zijn, verrassende zij het geen substantiële veranderingen. Veel van deze verschillen zullen voor de gemiddelde lezer niet of nauwelijks merkbaar zijn in de Nederlandse vertaling.
Is dit dan de definitieve editie van Spinoza’s tekst, denkt u?
Nee, maar het Vaticaanse manuscript biedt naast de Opera posthuma, die ook teruggaan op Spinoza’s autograaf, wel een extra bron voor een nieuwe kritische editie van de Latijnse tekst van de Ethica, waar op dit moment door Piet Steenbakkers aan gewerkt wordt.
Verschenen in: STAALKAART #15, 2012
Ethica van Spinoza, Boom 2012, vert. door Corinna Vermeulen, tekstbezorging en annotaties Han van Ruler, inl. Leen Spruit en Han van Ruler, ISBN: 9789461057532, 252 pp.