“Klamaai nog aan toe!”, ‘Ulixes’ de nieuwe meesterlijke vertaling van James Joyce’ ‘Ulysses’.

tumblr_inline_pdvqi66RRk1s0xvfa_540

Ieder jaar vieren de Joyceanen van deze wereld op 16 juni ‘Bloomsday’, de dag waarop James Joyce in zijn modernistische klassieker Ulysses de oude Odysseus-mythe hervertelt, in het Dublin van 1904, met de gezapige colporteur-hoorndrager Leopold Bloom en de estheet-student Stephen Dedalus in de hoofdrollen. Voor de 108ste editie was er dit jaar een extra reden om te feesten, want deze keer viel de literaire hoogdag samen met het verschijnen van een nagelnieuwe Nederlandse vertaling. En wat voor één!

De vertaling is op alle fronten een triomf geworden: een erg levendige, ritmische, gedurfde en vlot leesbare vertaling, die trouw aan de sprankelende geest van het boek precies de juiste toon aanslaat en zelfs een nieuwe (prachtige) titel introduceert, Ulixes. We spraken met de vertalers Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet in het Amsterdamse café ‘De Doelen’, waar het zaagsel nog op de plankenvloer ligt, de schlagers zacht op de achtergrond gonzen en de kat des huizes lui spinnend in de zon meeluistert.

Jullie werkten 4 jaar aan de vertaling van Ulysses. Het was niet jullie eerste confrontatie met Joyce, want in 2002 vertaalden jullie reeds met veel bijval het onvertaalbaar geachte Finnegans wake. Hoe komt het dat jullie eerst dit boek vertaalden?

RH: “Dat heeft onder andere te maken met Joyce’ kleinzoon, Stephen, de controversiële en weinig flexibele executeur van zijn grootvaders nalatenschap. Maar wij wilden in eerste instantie Finnegans wake kunnen lezen én begrijpen. Een goede manier om dat te doen is door het tegelijkertijd te vertalen. Het kost hoe dan ook al zoveel moeite om het woord voor woord uit te zoeken, dat je het evengoed kan omzetten.”

EB: “Het is bovendien onze uitgever die ons gevraagd heeft om eveneens Ulysses te vertalen. We hebben eerst getwijfeld, want de vertaling van Paul Claes en Mon Nys was nog niet zo heel erg lang geleden verschenen (1996, LDM), maar toen we er dan toch aan begonnen, bleek al snel dat een nieuwe vertaling noodzakelijk was.”

RH: “Wat mij betreft schoten Claes en Nys op vele vlakken tekort. In hun vertaling staat een overvloed van zinnen waarbij je meteen aanvoelt dat Joyce het nooit zo zou hebben opgeschreven.”

EB: “Bij sommige schrijvers is dat misschien niet zo erg, maar bij Joyce kan je dat echt niet doen. Je moet iets wagen, je moet wat op het spel zetten, je moet bereid zijn de mist in te gaan.”

Jullie komen naar buiten als vertalersduo. Wat is jullie werkmethode?

Erik Bindervoet: “Omdat Ulysses een behoorlijke pil is, hebben we ieder hoofdstuk van het boek in tweeën geknipt. Elk apart vertaalden we dan een helft. Wie het tweede gedeelte van een hoofdstuk had, kreeg ook het eerste van het volgende, omdat bij Joyce die overgangen net heel belangrijk zijn. Om ons toch ietwat beslagen op het gladde ijs te begeven, maakten we dan aantekeningen en opmerkingen op het deel van de ander. Na uitvoerige en vaak erg geanimeerde besprekingen, plakten we dan alles weer netjes aan elkaar tot we niet meer wisten wie wat had gedaan.”

Robbert-Jan Henkes: “Ja, dat is het. We hebben veel meer woorden en zinswendingen onderling besproken dan er uiteindelijk instaan. Tijdens die besprekingen kwamen we trouwens heel vaak tot geheel nieuwe invallen of oplossingen die veel beter waren dan wat we afzonderlijk hadden bedacht. We hebben al meerdere methodes uitgeprobeerd. Hamlet bijvoorbeeld hebben we samen achter de computer vertaald, met de oudere vertalingen op de schoot. Maar dat ging moeizaam en moest efficiënter kunnen. We weten ondertussen, na al die jaren gezamenlijk vertalen, welke kant onze neuzen opgebokst zijn.”

Er zijn al duizenden liters inkt gevloeid over Ulysses, het is één van de meest geannoteerde boeken ooit. Hoe zie je het bos nog door al die literatuurkritische bomen?

EB: “Ik ben Ulysses al bijna 30 jaar aan het lezen. Vanaf het begin heb ik zoveel mogelijk proberen bijhouden wat er allemaal verschijnt. Het is onwaarschijnlijk hoeveel er ieder jaar bijkomt. Het blijft maar aangroeien.”

RH: “Er zijn een aantal boeken die onontkoombaar zijn, natuurlijk. Zoals de aantekeningen van Don Gifford (Ulysses Annotated: Notes for James Joyce’s Ulysses, 1988; LDM) en zeker ook Stuart Gilbert, hoe oud het boek ook is (James Joyce’s Ulysses: A Study, 1955; LDM).

EB: “En Ulysses on the Liffey van Richard Ellmann, natuurlijk. Mijn favoriet boek, maar Robbert-Jan haat het (lacht).”

RH: “Nou! Ik heb er een heleboel bruikbare aantekeningen aan overgehouden, maar het is naar mijn smaak veel te impressionistisch geschreven. Ik kan er niet tegen!”

EB: “Dat kan je ook zeggen van de allereerste studie, die van Gilbert.”

RH: “Die heeft Joyce natuurlijk zélf geschreven!”

EB: “Een ander heel belangrijk boek is James Joyce and the Making of Ulysses van Frank Budgen, een Britse schilder die bevriend was met Joyce tijdens het schrijven van Ulysses in Zürich (1918-1919, LDM).”

RH: “Het is echt eindeloos. Gelukkig hebben we de “Ulysses for Experts Group”, een zeer exclusief internetforum van een 27-tal leden, die we voor het minste probleem konden consulteren. Dat zijn echte freaks, mensen die van de Joyce-studie hun leven hebben gemaakt, die details van details uitzoeken, zoals wie was Constable 57C in het echt en waarom is het 57C en niet 42B?”

Maakte u gebruik van de vorige Nederlandse vertalingen, die van John Vandenbergh (1969) en die van de Vlamingen Paul Claes en Mon Nys (1994), ondanks hun evidente gebreken?

EB & RH (in koor): “We hadden die er altijd bij!”

Er zijn ook bekende vertalingen in andere talen, ik denk bijvoorbeeld aan die van Valéry Larbaud in het Frans…

EB: “Ja, die Franse vertaling had Joyce zelf nog na kunnen kijken, dus die hadden we steeds in onze buurt. Maar ook de Duitse van Georg Goyert uit 1927, eveneens omdat Joyce daar nog enigszins een hand in had gehad, en de meer recentere Duitse vertaling uit 1975 van Hans Wollschläger is voor ons erg belangrijk geweest.”

RH: “Als we er echt niet uit wijs raakten dan haalden we er werkelijk alles bij, ook de Italiaanse, Spaanse en Russische vertaling bijvoorbeeld. Dat kost meer tijd, maar het is nooit tijdverlies. Er komen dan steeds oplossingen uit de bus.”

Welke eerdere vertaling heeft jullie voorkeur?

EB: “Je hebt al begrepen dat we de vorige vertalingen naar het Nederlands te vlak vinden, te veel afgevlakt. De Vandenbergh-vertaling krioelt daarbovenop van de fouten. En het rare Nederlands komt soms zo geforceerd over dat het op de lachspieren werkt.”

RH: “Ja, en dat juist op plaatsen waar Joyce heel erg soepel is. Beide vertalingen hebben een gebrekkig gevoel voor spreektaal, vinden wij. Voor een boek als Ulysses is dat faliekant. Het leuke aan de vertaling van Vandenbergh is dan weer dat hij er aan blijven sleutelen is en steeds herwerkte versies liet verschijnen, terwijl Claes en Nys hun vertaling de wereld hebben in geslingerd om er niet meer naar om te kijken.”

Vandenbergh was een Hollander, Claes en Nys zijn Vlamingen. Vinden jullie zelf jullie vertaling te “Hollands”?

EB: “Wat dat betreft denk ik dat wij er meer Vlaams in hebben zitten dan Claes en Nys. Mijn indruk is zelfs dat zij het Vlaams zoveel mogelijk hebben proberen vermijden. Destijds leek het ons ideaal dat Vlamingen ons lievelingsboek zouden gaan vertalen. Als je dan leest wat ze ervan gemaakt hebben, dan ben ik blij dat wij die keuze niet hebben gemaakt.”

RH: “Wij spreken natuurlijk geen ‘Vlaams’, als wij proberen ergens een Vlaamse wending aan te geven, dan komt dat alleen maar ongelukkig over. Zo komt er eenmaal het woord “klamaai” voor, maar na rondvraag blijken ook Vlamingen niet te weten wat dat is. Buck Mulligan spreekt van “scutter”, wat gewoon “drek” betekent of om het eens met een ander woord te zeggen: ‘klamaai’. Maar serieus, we hebben hier en daar wel wat dialectwoorden binnengesmokkeld, Gronings of Maastrichts bijvoorbeeld.”

Jullie zijn beiden historici en zetten eerder de liedjesteksten van The Beatles en van Bob Dylan om naar het Nederlands. Jullie vertaling van Finnegans Wake kreeg veel lof omwille van de muzikaliteit van de taal. Hoe belangrijk was het muzikale bij de vertaling van Ulysses, een boek waarin de spreektaal zeer belangrijk is?

RH: “We hebben pas een voorlezing gehad waar de voorlezers de tekst voor het eerst in handen kregen. Het mooie was dat ze geen enkele keer over onze taalkronkels gestruikeld zijn. Het was de ultieme proef op de som en dat het zo vlot liep, maakt ons natuurlijk heel erg blij. Tijdens de vertaling hebben we elkaar trouwens voortdurend luidop voorgelezen, net als Joyce zelf wiens vrouw hem de ondertussen beroemde woorden “Stop writing or stop laughing” toeslingerde wanneer hij haar voor de zoveelste keer wakker hield door luidop te lezen wat hij net opgeschreven had en in een lachbui te schieten. Gelukkig hebben wij Finnegans wake eerst vertaald, want dat boek is nog muzikaler, dat wemelt echt van de liedjes.”

EB: “Ook niet onbelangrijk is dat we tijdens de voorlezing merkten dat de weergaloze humor van Joyce ook in onze Nederlandse vertaling werkt en goed overkomt bij de toehoorders.”

In hoofdstuk 14, ‘Ossen van de zon’, vertelt Joyce het vervolg van zijn verhaal aan de hand van verschillende, historisch gesproken op elkaar volgende, stijlen in de Engelse taal, van Anglo-Saxon en Mandeville, tot Pepys en Pater. Geen makkelijke klus als vertaler. Jullie kozen ervoor de oudste Nederlandse vertalingen op te zoeken en die te bewerken, een keuze die heel goed werkt, vind ik…

EB: “We hebben eerst een soort schema gemaakt. Grofweg gekeken welke Nederlandse stijl waar zou passen.”

RH: “Gaandeweg hebben we wel heel wat aanpassingen moeten maken, want we merkten al snel dat veel stijlen helemaal niet pasten. Dan moet je iets anders zien te vinden, bijvoorbeeld vertalingen uit die tijd raadplegen en uitzoeken hoe die zinnen in elkaar zitten, welke woorden er gebruikt worden, etc… We hebben eigenlijk de methode die Joyce heeft gebruikt om ‘Oxen of the sun’ te schrijven, geïmiteerd. Hij raadpleegde enkele bloemlezingen en maakte lange woordenlijsten aan. Telkens wanneer hij een woord had gebruikt, haalde hij het door. Zo zijn wij ook te werk gegaan.”

Hoofdstuk 16, “Eumaeus”, wemelt van de opzettelijke taal- en stijlfouten. Jullie namen die ‘fouten’ over en zochten naar Nederlandse equivalenten. Hierin onderscheidt jullie vertaling zich ook van de vorige…

RH: “In het ‘Eumaeus’-hoofdstuk schiet de vertaling van Claes en Nys echt te kort. Dat hoort in een heel slecht Nederlands vertaald te worden, dat is de stijl die Joyce beoogde. Maar dat durfden onze voorgangers blijkbaar niet. Misschien hadden ze wel angst om als slechte vertalers aanzien te worden? Zinnen moeten hier hobbelig of breedsprakerig zijn. Wie dat als vertaler niet doordrijft, misloopt een kans en gaat in tegen de geest van het hoofdstuk. Wij daarentegen hebben ons te pletter geamuseerd: alles wat we op school hadden geleerd kieperden we straffeloos overboord.”

EB: “Inclusief vertaalfouten. Letterlijke vertalingen als ‘dark horse’ en ‘donker paard’ of ‘red herring’ en ‘rode haring’. Heerlijk! Wat een feest!”

RH: “We zijn ook heel erg tegen de tussen-n. Alle n-en die de corrector had toegevoegd hebben we er gewoon weer uitgevist. Maar in dit hoofdstuk stoppen we ze er weer in, als fouten.”

Hoe moeilijk is het om de beruchte ‘monologue intérieur’ te vertalen?

RH: “Dat kan je gerust letterlijk vertalen, zonder er syntactisch iets aan toe te voegen. Joyce heeft er heel hard op gelet dat waar een mens het eerst aan denkt ook het eerst komt, ook al klopt dat bijvoorbeeld grammaticaal niet. Eerst de zintuigelijke indruk en dan de gedachte erover, zeg maar. Als je dat omgooit, dan verlies je de idee dat het werkelijk over een ‘monologue intérieur’ gaat. Claes en Nys hebben daar ontzettend mee zitten – excusez le mot – klooien. Alle zinnen moeten bij hun een onderwerp hebben lijkt wel. “Ben er ziek van” wordt zo bijvoorbeeld “’k ben er ziek van”.

EB: “Zo denkt niemand. Wij hebben ook meer plezier gehad bij het vertalen, lijkt mij. Het was nooit een corvee. Wel lastig, natuurlijk. De gedachte dat Ulysses een heel leesbaar boek is, hebben we overal en steeds willen aanhouden en overbrengen. Alles wat het boek zo bijzonder en spectaculair maakt, hebben de vorige vertalers zichzelf niet gegund, zo lijkt het wel.”

Uw keuze om de naam van Homeros’ held te vertalen in de taal van Vondel als ‘Ulixes’ zorgde voor enige opschudding. Heeft u uw uitgever moeten overtuigen?

RH: “Toen de titel een paar maanden terug werd vrijgegeven, kwam er meteen veel reactie op. We dienden ons meteen op de radio te komen verantwoorden voor die rare drukfout op de cover.”

EB: “Terwijl we de titel helemaal niet veranderd hebben, we hebben hem alleen maar vertaald, zo simpel is het. ‘Ulixes’ lag voor de hand want zo heette Odysseus al bij Jacob van Maerlandt, Dirk Potter en P.C. Hooft.”

RH: “Ja, en we wilden niet dat Ulysses een soort merknaam werd, zoals bij Madame Bovary bijvoorbeeld, dat eigenlijk gewoon ‘Mevrouw Bovary’ zou moeten heten, natuurlijk. ”

EB: “We hadden het trouwens al aangegeven in onze roman Bloemsdag (een soort herschrijving van Ulysses in Amsterdam, 2004, LDM) waarin ons hoofdpersonage aan het knorren is dat Claes en Nys zelf de titel niet vertaald hadden en de titel dus al fout was. In het Frans heet het boek Ulysse, in het Italiaans Ulisse en zo kunnen we nog even door gaan. Maar goed dat neemt niet weg dat we toch een behoorlijke vergadersessie moesten spenderen om onze uitgever te overhalen. Belangrijk is ook dat we onze vertaling hierdoor onderscheiden van de vorige.”

Staan er nog gezamenlijke projecten op stapel?

EB: “Ja hoor, we gaan terug in de tijd en beginnen heel binnenkort met de vertaling van A portrait of the artist as a young man. We hebben ondertussen ook al “Gas from the burner” vertaald, een soort pamflet in dichtvorm dat Joyce begon te schrijven in de Vlissingse stationshal in 1912… Er zijn al 2 vertalingen van Portrait maar die zijn beide gedateerd.”

RH: “Dubliners staat natuurlijk ook op ons verlanglijstje…”

EB: “En Exiles, en de gedichten en brieven. Stof genoeg. Hoe dan ook, wat we nu al op onze vertaalstok hebben is vrij uniek. Er zijn geen 2 vertalers in de wereld die kunnen  zeggen dat ze Ulysses én Finnegans wake vertaald hebben. Daar zijn we uiteraard erg trots op.”


Verschenen in: STAALKAART #16, 2012

Ulixes van James Joyce, Athenaeum- Pollak & Van Gennep 2012, vert. door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, naw. van Toon Tellegen, ISBN 9789025369750, 800 pp.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s