‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’ van Robert Walser

tumblr_inline_pe5z6tsfmT1s0xvfa_540

De kleine, onafhankelijke Uitgeverij Parrèsia dankt haar naam aan de titel van haar eerste uitgave, een weergave van zes colleges die Michel Foucault begin jaren ’80 gaf aan de Berkeley universiteit over de waarheid en vrijmoedig spreken, in het Grieks ‘parrèsia’. De Amsterdamse uitgever bouwde sindsdien een grotendeels filosofisch fonds op, met sporadische vertalingen van minder gekende werken van twintigste-eeuwse en hedendaagse denkers. Naast de filosofische teksten pakt Parrèsia ook uit met de bescheiden ‘Hölderlinreeks’, waarin literair-filosofische auteurs zoals Maurice Blanchot en Marguerite Duras zijn opgenomen. Het jongste deel in die reeks is een verzameling van 46 korte prozastukjes van de Zwitserse schrijver Robert Walser (1878-1956). Iedere publicatie van deze kleine literaire reus van de Duitstalige literatuur doet ons hart sneller slaan. Zo ook deze.

Hoewel Walser tijdens zijn leven grote auteurs als Robert Musil, Franz Kafka, Hermann Hesse, Kurt Tucholsky en Walter Benjamin tot zijn vurige bewonderaars mocht rekenen, komt de brede waardering voor zijn werk er pas na zijn dood. Ons taalgebied maakte kennis met Walsers oeuvre dankzij de niet aflatende inspanningen van een aanbidder van formaat, niemand minder dan Jeroen Brouwers. Een eerste vertaling komt er in 1979, waarvoor Brouwers toepasselijk kiest voor Walsers debuut uit 1904, Fritz Kocher z’n opstellen. Het wordt een knappe uitgave van de Arbeiderspers, met tekeningen van Karl Walser, broer van Robert. Walser kreeg enige bekendheid met 3 romans die hij in een razend tempo bijeen schreef in zijn Berlijnse periode. Het beroemde Geschwister Tanner uit 1907, geschreven in amper 6 weken tijd, werd nooit vertaald, maar twee persoonlijke favorieten, Der Gehülfe (1908) en Jakob von Gunten (1909), passeerden eveneens Brouwers’ werktafel, respectievelijk in 1987 en 1981. Het zijn beide prangende studies vol existentiële angsten over het leven als huishoudelijk bediende, een functie die Walser noodgedwongen geregeld uitvoerde om aan de kost te komen. Jakob von Gunten kreeg een puike verfilming door de gebroeders Quay onder de titel Institute Benjamenta, naar de naam van de gestoorde directeur van de bediendeschool waar het titelpersonage zijn opleiding volgt.

Na moeizame jaren van verhuizen, afstompende baantjes en verwoede pogingen om het hoofd boven het water te houden, keert Walser in 1913 terug naar Zwitserland, moegestreden en gedesillusioneerd. Eenmaal in zijn geboortestad Biel, kent hij een bijzonder productieve periode, in eerste instantie als schrijver van korte, impressionistische prozastukjes. Hij zou er in geen tijd meer dan duizend schrijven voor kranten en tijdschriften van diverse signatuur, tot wanneer hij definitief zwijgt, gekweld door zeer ernstige psychische stoornissen. Walser brengt de laatste zevenentwintig jaar van zijn leven door in psychiatrische inrichtingen, de laatste drieëntwintig daarvan zonder nog een letter op papier te zetten of enige bekommernis over zijn werk te tonen.

In 1980 vertaalt Brouwers een eigen ruime selectie van dat korte werk, gebundeld als Een kuise nacht, een titel die al snel was uitgeput en enkel nog antiquarisch te vinden was. In pre-internet tijden, toen het vinden van een boek effectief een zoektocht inhield, was de letter ‘w’ een van mijn vaste stopplaatsen, om te zien of er misschien nog een titel van Walser te vinden was. Zo vond ik enkele jaren terug de verzameling van Brouwers, tot dan de enige vertaling van Walsers beruchte korte prozastukjes. Daar is nu verandering in gekomen dankzij de overigens voortreffelijke vertaling van Machteld Bokhove.

Maar hoe kiezen uit meer dan duizend kleine parels? In een verantwoording op het einde van het boek legt Bokhove uit hoe ze na jaren grasduinen in het verzameld werk, de stukjes ter vertaling koos die zij het meest fascinerend, ontroerend, geestig of troostrijk vond. Of het een goede keuze is, laat ze aan de lezer over, voegt ze eraan toe. Ik vind alvast van wel. De opgenomen stukjes volgen de levensloop van Walser en zijn wat dat betreft zeker representatief: vanaf zijn allereerste stukje ‘Het Griffioenenmeer’ (juli 1899) tot aan een van zijn laatste stukjes, ‘Hij en zij’ (juni 1933). Er zijn bovendien maar weinig overlappingen met de selectie van Brouwers, een meerwaarde en niet alleen voor de lezers die Walser reeds kennen. Op de door Bokhove onderhouden website www.robertwalser.nl vindt u trouwens nog vertalingen van haar hand die de huidige verzameling niet haalden.

In het stukje ‘De Schrijver’, een fonkelend juweeltje, zet Walser op geheel eigen wijze zijn auteurschap te kijk: “De man met de pen in de hand is een quasiheld in het halfduister, wiens gedrag alleen maar niet heroïsch en edel is omdat de wereld het niet te zien krijgt.” De tijd voor heroïek en adeldom is gekomen, lijkt mij. Blij dat Walser weer onder ons is.


Verschenen in: STAALKAART #22, 2013

De vrouw op het balkon en andere prozastukjes van Robert Walser, Parrèsia 2013, vert. en gekozen door Machteld Bokhove, naw. van Cyrille Offermans, ISBN 9789073040106, 157 pp.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s