
Op 5 februari 1916 opende Hugo Ball samen met zijn latere echtgenote Emmy Hennings het ‘Cabaret Voltaire’, de bakermat van de internationale dada-beweging. In deze piepkleine achterafzaal van een café in de Zürichse Spiegelgasse zou Ball met dada-vrienden als Tristan Tzara, Hans Arp, Richard Huelsenbeck en Marcel Janco literatuurgeschiedenis schrijven. Dada bestaat precies honderd jaar en dat viert uitgeverij Vantilt onder meer met de uitgave van Vlucht uit de tijd, het hoofdwerk van dada-bezieler Ball.
Dada
Dat dada in onze contreien honderd jaar na datum springlevend is en nog steeds tot de verbeelding spreekt, is de verdienste van de Nijmeegse uitgeverij Vantilt en haar onvolprezen ‘Dada-reeks’, sinds 1998 hét referentiepunt voor iedere liefhebber van avantgardeliteratuur. Zo kan wie een idee wil hebben van hoe het er aan toe ging in de Spiegelgasse terecht bij ‘Een avond in Cabaret Voltaire’ (2003), een voorbeeldprogramma samengesteld en vertaald door Jan H. Mysjkin. In dezelfde reeks vertaalde Mysjkin met evenveel bravoure ook werk van Tristan Tzara, Francis Picabia, Raoul Hausmann en Hugo Ball (diens beruchte dada-roman Tenderanda de fantast), terwijl Rokus Hofstede 2 titels van de Belgische proto- en postdadaïst Clément Pansaers voor zijn rekening nam.
Eveneens ter gelegenheid van het dada-eeuwfeest verschijnt er eind oktober bij Vantilt het overzichtswerk Dada. Een geschiedenis van Hubert van den Berg, die eerder met Geert Buelens een bloemlezing avantgardistische poëzie uit de Lage Landen publiceerde – u raadt het al, ook bij Vantilt – onder de titel Dan dada doe uw werk. In Dada. Een geschiedenis beschrijft van den Berg het ontstaan en de ontwikkeling van de internationale dadabeweging zoals die zich manifesteerde in onder andere Zürich, Berlijn en Parijs, maar met bijzondere aandacht voor dada in Nederland en België en de belangrijkste lokale spelers: Theo van Doesburg/I.K. Bonset, H.N. Werkman, Piet Mondriaan, Clément Pansaers en uiteraard Paul van Ostaijen. Verder herbekijkt van den Berg het heersende beeld van dada als een antibeweging en schuift de kunstenaarsbeweging naar voren als een synthese van vooroorlogs avantgardisme en een cruciale schakel in de ontwikkeling van de moderne kunst en literatuur van de twintigste eeuw.
Hugo Ball
Dada was een gebalde maar krachtige artistieke revolutie, een kortstondig fenomeen dat hoogtij vierde tussen grofweg 1916 en 1920. Hugo Ball (1886-1927) stond met de opening van het ‘Cabaret Voltaire’ aan de wieg van de beweging en het is dan ook niet verwonderlijk dat in zijn autobiografisch werk Vlucht uit de tijd slechts enkele tientallen pagina’s handelen over deze bewogen periode (heerlijke lectuur overigens waarin Ball perfect de absurde en levenslustige dadasfeer weet weer te geven).
In Vlucht uit de tijd zien we Ball evolueren van dadaïst tot mysticus. Zoveel is zeker: Ball was niet in eerste instantie of alleen maar dadaïst: anders dan zijn dada-collega’s was hij geen dichter of kunstenaar pur sang, maar eerder een denker, een filosoof, of een ‘onderzoeker’ zoals vertaler Hans Driessen hem noemt in zijn nawoord. Ball studeerde filosofie en sociologie in München en Heidelberg, waar hij het werk van Nietzsche en de Russische anarchisten leerde kennen en verzaakte aan zijn katholieke geloof. In 1910 trok hij naar Berlijn en waagde zijn kans als acteur, om nadien in München zijn geluk te beproeven als dramaturg en aan theater te doen dat ‘experimenteert los van de belangen van alledag’. Daar ontmoette hij ook Wassily Kandinsky (die trouwens passim voorkomt in Vlucht uit de tijd) en waagde zich aan het schrijven van expressionistische gedichten. Toen de Eerste Wereldoorlog (‘het grandioze slachtfeest’) uitbrak, meldde hij zich als vrijwilliger maar werd om medische redenen afgekeurd. Ball, die als een landverrader werd gezien, vluchtte samen met de cabaretière en dichteres Emmy Hennings (in 1920 trouwden ze) naar Zürich in het toen neutrale Zwitserland. Ze stortten zich onverschrokken in de cabaret- en theaterwereld, met als bekend gevolg de opening van het ‘centrum van artistiek amusement’, het ‘Cabaret Voltaire’.
Die opening in februari 1916 betekende voor Ball een artistieke boost, zoals valt af te leiden uit de toon van de dagboeknotities, die rond die periode levendiger en schalkser wordt. De memorabele soirées volgden elkaar snel op, terwijl Ball zich terugtrok in ‘de innerlijkste alchemie van het woord’ om een nieuw soort poëzie uit te vinden: zijn klankgedichten of ‘verzen zonder woorden’ zouden hem wereldberoemd maken. Ball schreef in hetzelfde jaar het dada-manifesto waarin hij zich verzette tegen de ‘institutionalisering’ van dada als een beweging. Hij droeg het beruchte manifest voor op 14 juli 1916 op de eerste ‘voor iedereen toegankelijk dada-avond’ in het Zunfthaus zur Waag: het was ‘een nauwelijks verhulde verzaking’ aan zijn vrienden, zo tekende Ball zelf op. Die dag in juli geldt algemeen als de eigenlijke oprichtingsdag van de dada-beweging, terwijl het voor Ball blijkens zijn notities toen voor hem eigenlijk al voorbij was: ‘Heeft men ooit meegemaakt dat het eerste manifest van een nieuw opgerichte beweging die beweging zelf ten overstaan van de aanhangers ervan herriep? En toch was het zo. Als de dingen ten volle vervuld zijn, zeggen ze me niets meer’. Tzara is not amused en nog voor het einde van zijn annus mirabilis 1916 brak Ball met de dada-beweging – op enkele kleine losse opdrachten na – en koos voor een rusteloos nomadenbestaan, trekkend van Duits naar Italiaans of Zwitsers schuiloord. Op dat moment nam hij het geloof van zijn jonge jaren terug op en vanaf 1920, wanneer zijn religiositeit zijn denken nagenoeg compleet overheerst, vond hij rust in Ticino, Italiaans Zwitserland (hij sluit er een hechte vriendschap met Hermann Hesse, over wie hij later een biografie zou schrijven).
Vlucht uit de tijd
Balls filosofische achtergrond blijkt overduidelijk uit de overwegend ernstige, beschouwende toon van de aantekeningen in Vlucht uit de tijd, een werk dat je zonder meer kan zien als een beginselverklaring, een soort persoonlijk manifest maar dan in de vorm van een dagboek of een autobiografie. Hoewel ‘dagboek’ niet helemaal de juiste term is: in tegenstelling tot wat de achterflap stelt, worden Balls notities niet gepresenteerd zoals hij ze destijds noteerde ‘rechtstreeks en zonder opsmuk’. Het is immers bekend dat Ball tot een jaar voor de publicatie in 1927 (tevens zijn sterfjaar) de aantekeningen grondig heeft bewerkt, passages heeft weggelaten of net heeft toegevoegd. Hier en daar zal Ball de zaken wellicht mooier hebben voorgesteld dan ze werkelijk waren (denk maar aan de lofredes op de zwakke gedichten van Emmy of het devote gejeremieer naar het einde toe). Ondanks, of misschien wel juist omwille van, de manipulaties komt Vlucht uit de tijd over als een spontaan en oprecht ego-document. Door Balls brede interessesfeer en zijn aanhoudend vloeiende stijl laat Vlucht uit de tijdzich heel vlot weglezen.
Vlucht uit de tijd is een uitvoerige en eclectische bundeling dagboeknotities, overpeinzingen en citaten die in totaal een periode van 8 jaar bestrijkt. Het boek is opgesplitst in 2 grote delen: het start met enkele losse, ongedateerde notities (met als tussentitel ‘Voorspel’) uit 1913 en eindigt met het korte, omineuze bericht ‘We gaan naar Duitsland’ op 29 september 1921. De twee delen houden globaal gesproken gelijke tred met Balls intellectuele ontwikkeling. Hij neemt verschillende gedaantes aan, zet diverse maskers op: van pacifistisch dramaturg (de opgetogen periode in München, 1913), politiek filosoof (de jaren in Bern als politiek journalist van de ‘Freie Zeitung’, 1917-1919 en de voorbereiding op zijn lijvig filosofisch traktaat ‘Zur Kritik der deutschen Intelligenz’) en anarchistisch dadaïst (het oprichten van het ‘Cabaret Voltaire en het wonderjaar 1916) tot belezen literatuurkenner (Ball stond bekend om zijn niet te stillen leeshonger), goedaardige pantheïst (de heerlijk voortkabbelende, naïeve natuurbeschrijvingen) en devoot mysticus (Ball bundelde 3 geleerde hagiografieën tot ‘Byzantinisches Christentum. Drei Heiligenleben’, volgens eigen zeggen de enige sleutel om zijn persoon te begrijpen).
Blader eender waar in Vlucht uit de tijd en de scherpe, heldere stijl springt in het oog. De verfijning zit in de weldoordachte, sierlijke formuleringen en de syntactische eenvoud (heeft vertaler Hans Driessen zich enkele vrijheden veroorloofd om de leesbaarheid te bevorderen?). Of Ball het nu heeft over Hegel, Proudhon, Simeon de Pilaarheilige of Bakoenin het blijft allemaal even fris en duidelijk. Dito voor de kunsttheoretische stukken over bijvoorbeeld de poëzie van Rimbaud of de immer citeerbare analyse van het werk van Picasso. Wanneer Ball de grote metafysische vragen aanpakt, is hij eveneens op zijn sterkst en zal menig lezer voor zich innemen door zijn klare en nederige kijk op de dingen des levens. Aan de minzijde zullen de tenen van enkele lezers dan weer beginnen te krullen door Balls blinde adoratie voor ‘zijn’ Emmy, het pieus doordrammen over religie en de oeverloze polemiek tegen het protestantisme. Maar laat dat de pret niet drukken: Vlucht in de tijd is in alle opzichten een essentiële toevoeging aan de dada-reeks en verplichte lectuur voor zij die de avantgarde meer dan genegen zijn.
Verschenen in: STAALKAART #34, 2016
De vlucht uit de tijd van Hugo Ball, Vantilt 2016, vert., noten en naw. door Hans Driessen, ISBN 9789460042652, 351 pp.