‘Wildevrouw’ van Jeroen Olyslaegers: Dionysos aan de Schelde

In zijn tweede historische roman wekt Jeroen Olyslaegers het Antwerpen van voor, tijdens en na het bewogen onheilsjaar 1566 tot leven. Zijn lyrische en volkse idioom levert een rijk en overvloedig verhaal op over vriendschap, verbondenheid, geloof en verraad.

Met zijn meermaals bekroonde roman Wil (2016), gesitueerd in het door Duitsers bezette Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog, demonstreerde Jeroen Olyslaegers dat hij een wat sleets genre als de historische roman naar zijn hand kon zetten. Na meer dan vier jaar intense arbeid slingert hij zijn lezers met Wildevrouw nog verder terug in de tijd.

In 1577 blikt de innemende herbergier Beer, dan een vijftiger, vanuit Amsterdam terug op de gebeurtenissen die hem tien jaar eerder Antwerpen deden ontvluchten. De Scheldestad was in die tijd niet alleen een bruisende handelsdraaischijf en een explosieve smeltkroes van religies, maar ook het kloppende hart van de schilderkunst, de rederijkerskamers, de cartografie en de boekdrukkunst.

Beer verloor drie vrouwen in het kraambed. Zijn derde echtgenote baart hem, alvorens te sterven, een zoon, Ward, die vanaf zijn geboorte abnormaal behaard is en eruitziet alsof zijn vrouw niet met Beer heeft “gepaard” maar met “een wild dier”. In de harigheid van zijn zoon ziet Beer evenzeer “een vingerwijzing van U daarboven” als een teken van diens “ware woestheid”: het kan niet anders of hij is voorbestemd voor “iets bijzonders”.

[…]

Een mislukte handelsexpeditie langs de Noordpool om sneller naar “de Indiën” te kunnen varen, keert terug met een wonderlijke buit: twee “skraelingen”, een Eskimovrouw met haar dochter, of “mensdieren” zoals Beer ze noemt. Ortelius krijgt de “wildevrouw” als geschenk, maar vertrouwt haar toe aan Beers goede zorgen. Hoewel ze niet met elkaar kunnen communiceren, raakt Beer meer en meer in de ban van de vierde vrouw in zijn leven.

Beer zit in een wildemansbond, samen met drie vrienden: de boekhandelaar Hugo, de blinde reiziger (en kok) Jeroom en de Schrale, een narrige mafketel die – dat doet de ronde – model stond voor Bruegels Dulle Griet. Met Lichtmis trekt dit bonte kwartet de straat op; Beer in “berenpak” gestoken, met een grote “valse baard van koord” en “een kroon van klimop”, de andere drie verkleed als koning, jager en vrouw, die doen alsof ze de wildeman de stad uit jagen, “om zo de nakende lente en dooi te verwelkomen”.

[…]

Antwerps wapen met Wildevrouw
Antwerps wapenschild met wildevrouw en wildeman

De uitheemse vrouw die hem in de schoot wordt geworpen ziet hij dan ook als een goddelijk antwoord op zijn roep naar liefde: verenigd vormen ze onmiskenbaar een reflectie van het wilde koppel dat het Antwerpse wapenschild flankeert.

Beers getuigenis is een biecht, net zoals die van Wilfried Wils in Wil, met het verschil dat de herbergier niet terugblikt in dagboeknotities, maar met openhartige confessies rechtstreeks gericht aan God en de lezer. Achtervolgd door de dood voelt hij zich vervloekt en vergelijkt hij zichzelf meermaals met de Bijbelse Job.

[…] Olyslaegers is een meester in sfeerschepping en brengt historische gebeurtenissen met enkele borstelstreken geloofwaardig en levendig in beeld. Zijn beschrijvingen van de Beeldenstorm, het landjuweel van 1561 en de eerste hagenpreken bijvoorbeeld zijn grandioos, net als die van de toespraak van de Grote Geus Hendrik van Brederode of van Hugo, die met zijn boekenstand op de bevroren Schelde staat tijdens de horrorwinter van 1564.

1593 Valckenborch Ansicht von Antwerpen mit zugefrorener Schelde anagoria
Lucas van Valckenborch, Zicht op Antwerpen met de bevroren Schelde© Städel Museum, Frankfurt-am-Main

In zijn herberg laat Beer oogluikend samenkomsten toe van de Familie der Liefde, een geheim genootschap dat voornamelijk bestaat uit “welgesteld volk”. Beer wordt echter nooit een volwaardig lid van deze maçonnieke bende, terwijl ze hem wel dwingen tot hand- en spandiensten voor belangrijke spelers zoals de magister John Dee, die als Beers gast een duivels boek schrijft, en de louche Hongaar Sambucus, die een bibliotheek met verboden boeken uitbouwt in Beers kelder.

[…]

Door opnieuw te kiezen voor de historische roman schikt Olyslaegers zich uitdrukkelijk in een traditie, maar niet zonder de beperkingen van het genre te overstijgen. Een groots onderzoek ging vooraf aan het schrijfproces, merendeels uitgevoerd door Olyslaegers’ “broeder van een andere moeder” Stef Franck, en samengebracht op het soort website waarvoor het woord surfen is bedacht.

Pieter-Bruegel-Dulle-griet-na-restauratie

Pieter Bruegel de Oude, De Dulle Griet, olieverf op paneel, 1563, 117.4 cm x 162 cmMuseum Mayer van den Bergh, Antwerpen

Bruegels Dulle Griet – die ook al een paar keer door Wils’ hoofd spookt in Wil – was hoe dan ook een eerste katalysator, maar wanneer Franck op de proppen komt met een op Bruegel gebaseerde afbeelding van een wildeman en later met een anonieme gravure van een vrouwelijke versie mét kind, is dat uiteraard koren op Olyslaegers’ schrijversmolen.

Vakkundig laat Olyslaegers feit en fictie in elkaar overvloeien, zonder het documentaire te laten overheersen en met een mooie balans tussen historische en fictieve personages. Nooit trapt hij in de val van het belerende, maar blijft – net als de wildemannen die “berserkerbloed” drinken voor hun rondgang – een fervente volgeling van Dionysos en laat de verbeelding hoogtij vieren.

Een grote natuurlijkheid, zowel in de dialogen als in de vele personages van vlees en bloed, geeft Wildevrouw de grandeur van een hoofse kroniek. Het gebruik van vergeten woorden als “moosmeier”, “vliegmare” of “zinkroer” valt nergens uit de toon, en wanneer een stamgast – zoals het blijkbaar de gewoonte was – in de brandende open haard van Beers herberg pist, dan is dat vermakelijk én instructief.

Maar geen Olyslaegers zonder een geëngageerd standpunt. […] Wanneer zoon Ward aan Beer vraagt waarom de leden van de Familie hun geheimen niet willen delen, antwoordt hij dat verbondenheid “een schoon ding” is, maar dat in de kern van de mens “een grote behoefte” heerst om bedrogen te worden. Een van de motto’s van het boek – Mundus vult decipi of “de wereld wil bedrogen worden”, toegeschreven aan de Duitse humanist Sebastian Franck – is in dat licht dan ook treffend gekozen.

Later voegt Beer toe dat bedrog altijd zelfbedrog is en dat hij Antwerpen ontvluchtte omdat “de eenheid al was uitgekleed door de Antwerpenaren zelf, nog voor de Spanjaarden haar als wraakengelen hadden verkracht”, een niet mis te verstane verwijzing naar de huidige polarisering in onze maatschappij.

Had Olyslaegers met Wil zijn “Grote Vlaamse Roman” te pakken, dan is hij er nu met Wildevrouw in geslaagd zichzelf te overtreffen én opnieuw uit te vinden.


Verschenen op: De Lage Landen (volledige tekst achter betaalmuur) 15 december 2020 en op papier in Ons Erfdeel, januari 2021

Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers, De Bezige Bij 2020, ISBN 9789403113012, 416 pp.

www.wildevrouw.be

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s