
Voor wie ook maar iets wil begrijpen van de waanzin die zich momenteel ontplooit in Oekraïne, is ‘Grijze bijen’ van Andrej Koerkov (°1961) een uitgelezen vertrekpunt. In zijn typische melancholisch-ironiserende stijl tekent Oekraïnes bekendste auteur een onthutsend beeld van wat het betekent om mens te zijn in tijden van oorlog.
Na Euromaidan en de annexatie van de Krim door de Russen in 2014 deed Vladimir Poetin er alles aan om anti-Kiev-gevoelens aan te wakkeren in de Donbas, de landstreek in de oostelijke oblasten Loehansk en Donetsk. Door de pro-Russische separatisten van deze zelfverklaarde ‘volksrepublieken’ van troepen en wapens te voorzien, creëerde Moskou een frontlijn van liefst 450 kilometer lang. Met andere woorden: de oorlog in Oekraïne barstte los lang vóór Poetins invasie op 24 februari dit jaar.
‘Grijze bijen’, voor het eerst gepubliceerd in 2018, start wanneer die oorlog al drie jaar bezig is, ergens in 2017. De innemende bijna-vijftiger Sergej Sergejitsj, een pas gepensioneerde mijninspecteur én toegewijde bijenhouder, woont in Mala Starohradivka, een dorpje in de ‘grijze zone’, het niemandsland tussen de frontlinies van de separatisten en het Oekraïense leger. Het is een spookdorp geworden, op twee inwoners na: Sergejitsj (roepnaam ‘Grijze’) en Pasjka, frenemies sinds hun schooltijd. Hun met vodka overgoten gesprekken zijn om van te smullen, doordrongen van gitzwarte humor in de trant van Arto Paasilinna.
De eerste helft van ‘Grijze bijen’ speelt zich af in het beklemmende huis clos van het dorpje vlak bij de grens met Donetsk. Er is geen stroom, voedsel is schaars en het is winter. De horizon gloeit rood op door verre explosies, luide knallen doorbreken de stilte van het uitgestorven landschap, de onzichtbare dreiging van sluipschutters is overal voelbaar. In enkele rake scènes roept Koerkov de verschrikking van de oorlog op: hoe Sergejitsj een gesneuvelde soldaat begraaft in de sneeuw, bijvoorbeeld, of hoe hij vriendschap sluit met Petro, een jonge Oekraïense soldaat die hem een granaat geeft om zich te verdedigen en hem helpt om zijn telefoon op te laden (ze sturen elkaar telkens weer hetzelfde bericht: ‘Heel?’ vraagt Sergejitsj, ‘Heel’ antwoordt Petro).
Grijs voert de boventoon, maar Sergejitsj heeft kleurrijke dromen, vol nostalgie over de tijd van voor de oorlog, als een Oblomov die hunkert naar zijn paradijselijke kindertijd. Zo droomt hij over zijn ex en hun tienerdochter, die hem zes jaar eerder verlieten, op zoek naar een beter leven. De enige familie die hem nog rest is zijn ‘bijenfamilie’. De honing van zijn dierbare bijen gebruikt hij als ruilmiddel.
‘Grijze bijen’ ontpopt zich halverwege tot een zinderende road novel, met Sergejitsj als een hedendaagse Odysseus. Uit angst dat het oorlogsgeweld zijn bijen zou kunnen wegjagen, vlucht de imker met zes bijenkasten naar het vreedzamere zuiden, richting de Krim. Op zijn politiek beladen tocht belandt Sergejitsj in absurde situaties bij diverse paspoortcontroles aan grensposten. Terwijl de Oekraïners hem zien als een separatist, is hij voor de Russen een vijandige nationalist.
Tijdens een controle nemen de Russen één van Sergejitsj’ bijenkasten in beslag. Wanneer hij de kast terugkrijgt, zijn de bijen grijs geworden. Hij schermt de grijze exemplaren af van de gezonde om aantasting te voorkomen. Sergejitsj beseft dat hij net als de bijen niet aan de oorlog kan ontsnappen. Het alomtegenwoordige grijs staat symbool voor de apathie tegenover de oorlog, zo blijkt uit Koerkovs bevlogen voorwoord. Mensen als Sergejitsj proberen met de oorlog te leven ‘als met een opvliegende, drinkende buurman’. Bij thuiskomst laat Koerkov Sergejitsj in een visionaire finale dromen over ‘een oorlog die nog moet komen’. Als hij ontwaakt, rest er enkel sussend bijengezoem. ‘Grijze bijen’ is een virtuoos gecomponeerde roman, hoogst relevant en actueler dan ooit.