
De Nederlandse auteur Geerten Meijsing (1950) woont al sinds 1979 in Italië, de laatste twaalf jaar in Syracuse, ‘de parel van Sicilië’. In deze ongedateerde ‘Siciliaanse brieven’, gericht aan een anonieme ontvanger, mijmert een Meijsing-achtige schrijver over de dagelijkse rituelen in zijn teruggetrokken, gezapig bestaan. Naast verrukte beschrijvingen van ochtendlijk baden in de Ionische Zee en het savoureren van premium toscanersigaren, slaat Meijsing ongegeneerd barsten in het paradijselijke Syracuse: de eenzaamheid in steeds guurdere winters, de luidruchtige toeristen in de zomer en de Italiaanse hang naar schijnheilige vroomheid.
Meijsing is naar eigen zeggen gestrand in zijn zelfgekozen ballingsoord om er te sterven. In schitterend geformuleerde, melancholische beschouwingen schrijft de decadente dandy-romanticus over terugkerende thema’s uit zijn vermaarde romans: de klassieke oudheid, literatuur, depressie en vrouwen. Ook meer prozaïsche onderwerpen komen aan bod, zoals de maffia, pornoster Rocco Siffredi en Meijsings Citroën Prestige, zijn ‘gangsterlimousine’. Pakkend zijn de passages over het bezoek van zijn ‘beroemde zuster’ Doeschka en de afwezigheid van dochter Chiara, die terug in Nederland woont. Wie een lage tolerantiegrens heeft voor schaamteloze navelstaarderij laat deze brieven beter links liggen. Alle andere lezers zullen zich ongetwijfeld laten inpakken door Meijsings zinnenprikkelende lofzang op een zaligmakend dolce far niente.