‘De filosofie van het alsof’ van Hans Vaihinger: de onmogelijkheid om te leven zonder fictie

tumblr_inline_pe6okivBZM1s0xvfa_540

Uitgeverij IJzer verblijdt ons met de eerste Nederlandse vertaling van Die Philosophie des Als Ob, het verpletterende magnum opus van een jammerlijk vergeten, kleine mastodont van de Duitse filosofie, Hans Vaihinger (1852-1933). Na een gelimiteerde hardcover op een ronde 511 exemplaren, eind vorig jaar, is er nu een knap vormgegeven, licht gewijzigde tweede druk in paperback. Het is een buitengewoon rijk boek dat meer dan honderd jaar na het verschijnen van het Duitse origineel niets aan kracht en scherpte moet inboeten.

Vaihinger stelt in De filosofie van het alsof dat de mens de onderliggende werkelijkheid van de wereld nooit kan begrijpen en dat we daarom bewust onjuiste denksystemen, voorstellingen of oordelen hanteren om te doen alsof het wel zo is. Al onze kennis, alle  wetenschap en ons denken berust op ‘ficties’. Deze ficties zijn waardevol door hun doelmatigheid: door ons ervan te bedienen, geven we structuur aan ons bestaan, boeken we vooruitgang en bereiken we ‘het juiste’. Hoe Vaihinger tot deze verlossende inzichten komt, doet hij uit de doeken in een beknopt inleidend hoofdstuk, waarin hij tevens in 15 gebalde thesen zijn filosofie van ficties uiteenzet.

Als gymnast werd Vaihinger heen en weer geslingerd tussen een door zijn religieuze omgeving (hij groeide op in een Zwabische pastorie in Nehren, vlakbij Tübingen) ingefluisterd theïsme en een op de leer van predikant-filosoof Johann Gottfried von Herder geïnspireerd pantheïsme. Plato met zijn ideeënleer, en Schiller met zijn filosofie van het spel als basiselement van het artistieke scheppen en esthetisch handelen, zorgden later voor het nodige tegengewicht en legden mee de kiem voor Vaihingers ‘wereld van het alsof’. Tegen wil en dank ging hij aan de universiteit van Tübingen theologie studeren, maar stapte uiteindelijk toch over naar filosofie. Daar maakte de bevrijdende leer van Kant een onuitwisbare indruk. Wat hem het meest fascineerde was Kants ontdekking van de tegenspraken waarin het menselijk denken terechtkomt wanneer het zich op het metafysische domein waagt, én het inzicht dat het handelen steeds moet prevaleren, het beroemde kantiaanse primaat van de praktische rede. Ook de toen geduchte filosofie van Schopenhauer, met zijn pessimisme, irrationalisme en voluntarisme, had een diepgaande invloed op Vaihinger, maar vooral diens waarheidsliefde en ‘wil tot macht’ theorie bleken een openbaring. Voor Kant leek alle metafysica onmogelijk, maar dankzij Schopenhauers psychologisch-empirisch element van de ‘wil’ leek alles wat tot dan toe onverklaarbaar was, plotsklaps verklaard of op zijn minst verklaarbaar.

In 1874 kwam Vaihinger terecht in Leipzig, waar hij zich wijdde aan zelfstudie, colleges liep aan de beroemde universiteit en in de ban raakte van natuurkunde, biologie en de evolutieleer. In de zomer van 1876 maakte hij nog een semester af in Berlijn, waar hij de eerste aanzetten van de Filosofie van het alsof in dissertatievorm neerpende (vanaf 1884 nam Vaihinger een leerstoel op in Halle en zou uiteindelijk pas in 1906 het werk aan zijn boek, dat 5 jaar later gepubliceerd werd, terug opnemen). Hoe het zij, de kern van zijn latere leer was er: het ‘alsof’, het bewust-onjuiste bepalen de wetenschap, de filosofie en ons leven. Vaihinger doopte zijn systeem ‘positivistisch idealisme’ of ‘idealistisch positivisme’. Een vlag die de lading meer dan dekt, want deze ficties zijn aannames waarvan we overtuigd zijn dat ze onjuist zijn, maar die we net omwille van hun bruikbaarheid en ethische waarde toepassen. Omdat ons denken zijn oorspronkelijk doel voorbijgaat en doel op zich wordt, stelt het zich taken die het niet aankan en zitten we opgescheept met vragen die in zich zinloos zijn (bijvoorbeeld of het leven betekenis heeft).

De nauwgezette en  loepzuivere vertaling van John van der Stokker weet perfect de begeesterende ‘vrolijke wetenschap’ van Vaihinger te vangen. De helder opgebouwde compositie, de ongedwongen verteltrant, de meeslepende stijl en de bezielde overtuiging waarmee Vaihinger zijn smartvolle boodschap overbrengt, maken van De filosofie van het alsof een indrukwekkend betoog voor de aanvaarding van ons menselijk tekort, een schandelijk verwaarloosde proeve van waarheid, troost en vluchtige schoonheid.

We wikken als vanouds onze woorden, maar dit opmerkelijke boek – ongetwijfeld een van de meest oorspronkelijke werken uit de geschiedenis van de filosofie – zou wel eens op heel indringende wijze uw leven, of alleszins uw kijk erop, kunnen veranderen. Want zeg nu zelf, kunt u zich een leven zonder fictie voorstellen?


Verschenen in: STAALKAART #24, 2014

De filosofie van het alsof van Hans Vaihinger, Uitgeverij IJzer 2014, vert. door John van der Stokker, ISBN 9789086841066, 464 pp.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s