A.H.J. Dautzenberg: hemelbestormer en vuurmeester van de Nederlandse letteren.

tumblr_inline_pehfyyXHxg1s0xvfa_540

Op 5 jaar tijd schreef Tilburgs glorie Anton Dautzenberg maar liefst 10 boeken samen, stuk voor stuk kwieke  getuigen van zijn literaire flair en niet aflatend engagement. Wie zijn werk niet kent, neem het ter hand: u zal zich alleszins niet vervelen. Tijdens de presentatie van Dautzenbergs nieuwste roman Wie zoet is noemde kunstbroeder P.F. Thomèse elk boek van de Limburger “een baksteen door de glanzende etalageruit van de Nederlandse winkel vol tevredenheid”. Verguisd en geprezen, beschimpt en bejubeld, elke nieuwe Dautzenberg doet hoe dan ook stof opwaaien. Zijn compromisloze betrokkenheid laat niemand onberoerd en wordt weleens als provocatie of aanstellerij ervaren. Zo publiceerde hij een glossy magazine om de armoede te bestrijden, doneerde een nier aan een onbekende en werd lid van vereniging Martijn, uit protest tegen de heksenjacht op pedofielen. “Wat mensen van mij vinden, daar ben ik niet mee bezig, laat ze maar roepen. Als ze al die haat op mij projecteren, voelen ze zich wat lichter en is er wat meer ruimte voor liefde, denk ik dan.”

In nagenoeg alles wat over u verschijnt wordt u afgeschilderd als een controversieel figuur. U wakkert enorme polemieken aan, die dan breed in de pers worden uitgesmeerd. Uw reputatie lijkt mij moeilijk te rijmen met de aimabele en rustige man die hier nu naast mij zit…

Wel, op het moment dat je de publieke ruimte betreedt, word je een soort boksbal. Het projectievermogen van de mensen gaat heel gemakkelijk door de rooie. In mijn geval worden dan vaak woorden als ‘enfant terrible’ of ‘controversieel’ gebruikt, maar dat zegt meer over de omgeving dan over mij. Ik vind mezelf helemaal niet controversieel, integendeel. Wat ik doe is juist heel genuanceerd en doordacht. Alleen, mijn woorden en daden worden telkens teruggebracht tot eendimensionale oneliners, waardoor ik onvermijdelijk in een hokje terechtkom. Ik heb daar weinig of geen last van, behalve dat mijn maatschappelijk carrière er helemaal aan is gegaan. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het aantal ontslagen dat ik heb moeten verduren, omdat ik ‘besmet’ ben.

Die ‘besmetting’ heeft dan voornamelijk te maken met het feit dat u het opneemt voor pedofielen…

Ja, dat is een debat waar ik in 2011 ben ingestapt. Wat me mateloos irriteerde bij de hele pedofiliediscussie was de eenzijdige benadering van ‘de pedofiel’ en in het verlengde daarvan het zondebokmechanisme dat zich meedogenloos in gang trok. Ik zag hoe de politiek en de media gegijzeld werden door het thema. Als tegenreactie werd ik lid van Vereniging MARTIJN (een Nederlandse organisatie die streefde naar wettelijke en maatschappelijke acceptatie van seksuele relaties tussen volwassenen en kinderen, nvdr) om aan te tonen dat pedofielen mensen zijn waar je gewoon mee in dialoog kan treden. Om hun kant van het verhaal op te tekenen en te laten zien dat je een kwetsbare minderheid niet verder in de verdrukking moet brengen, maar wel degelijk moet helpen.

image

Die beslissing werd u niet in dank afgenomen: u werd gezien als een kinderverkrachter en kreeg heel wat haat over u heen…

Kijk, we hebben in het strafrecht geregeld dat je van kinderen afblijft, dat is duidelijk. Dat weet iedereen, dat weten pedofielen ook. Anderzijds zegt het veel over een democratie als je nagaat hoe die met de meest kwetsbaren ervan omgaat. Wat die hele discussie dan gaat vervuilen, is dat de pedofiel gereduceerd wordt tot een kinderverkrachter, en ik steun dan zogezegd kinderverkrachters. Terwijl het tegenovergestelde het geval is. Niet alle pedofielen zijn verkrachters. Kindermisbruik gebeurt vooral door vaders, in een gezinssituatie dus. Daar loopt iedereen met een boog omheen en die pedofiel krijgt overal de schuld van. Ik heb die jongens leren kennen en heb er echt mee te doen. Ik vind het vreselijk hoe de politiek in Nederland met hen omgaat. Als het over pedofilie gaat, slaan mensen op tilt. Wie het thema verkent, raakt inderdaad besmet. Ik heb me een hele tijd radioactief afval gevoeld, terwijl het enige wat ik wil, is genuanceerd naar dit zeer complex thema kijken en eventuele oplossingen aandragen.

Naast uw lidmaatschap van Martijn heeft de hele kwestie of u nu wel of niet een nier heeft afgestaan voor heel wat beroering gezorgd….

Nou, om iedereen die er nog wakker van ligt gerust te stellen: ik heb die nier wel degelijk afgestaan! In 2010 om precies te zien, het jaar nadat mijn vader is gestorven. Ik heb mijn vader van dichtbij begeleid bij zijn sterfproces. Mijn roman Samaritaan is een reactie op het onvermogen dat mij toen verlamde. Ik had een contract bij Atlas Contact kunnen versieren nadat ik een verhaal in het Hollands Maandblad had gepubliceerd. Toen mijn toekomstige uitgever vroeg of ik nog iets had liggen, kwam ik uit op die nierkwestie en in Samaritaan verken ik die motieven. Vreemd genoeg was het van begin af aan voor iedereen een uitgemaakte zaak dat ik dat verhaal van die nierdonatie verzonnen had. En opnieuw speelden de media hierin een vreemde rol, zoals bij het nu ter ziele gegane praatprogramma  ‘Pauw en Witteman’. Die vonden het leuk om het toch wat ambigu te maken. Mensen werden echt boos op mij, terwijl ik nergens had ontkend dat ik níet had gedoneerd! In mijn laatste verhalenbundel (En dan komen de foto’s, nvdr) heb ik het dan maar op de spits gedreven en mijzelf geïnterviewd, als een soort hommage aan Reves Tien vrolijke verhalen waarin hij eveneens zichzelf interviewt. In dat interview ontkent het Dautzenberg-personage ooit een nier te hebben afgestaan. Dat was een grap, maar ja. Een journalist las dat verhaal, nam het voor waarheid aan en kort nadien stond in alle kranten dat ik ontkende! Ik ben dus niet alleen voor de eeuwigheid die kinderverkrachter, maar ook die kerel die zijn nierdonatie heeft verzonnen (lacht).

Op 5 jaar tijd 10 boeken bijeen schrijven, dat is een behoorlijk hels tempo… 

Wel ja, maar anderzijds, ik kreeg de kans en die heb ik met beide handen gegrepen. Ik heb heel lang geworsteld, vanuit een zekere verlegenheid. Door depressiviteit en angsten heb ik heel lang mijn creativiteit onderdrukt. Ik kon de blik van mensen niet verdragen, had het bijzonder moeilijk. Op een bepaald moment is het deksel van die kokende pan gesprongen, met terugwerkende kracht zeg maar. Ik had jaren op een slapende vulkaan geleefd. Ik vind het schrijven zelf ook veel interessanter dan de schnabbels erbuiten. Ik vind het nu wel fijn om met jou over mijn werk te praten, maar lezingen of ontmoetingen in boekhandels en zo, dat doe ik helemaal niet graag. Hoewel, vanavond ben ik hier van dienst in de Livius (Tilburgse boekhandel ‘Livius De Zevensprong’, nvdr), samen met Lodewijk Wiener. Wat dan weer wel erg leuk is, natuurlijk.

image

U had zelf niet misstaan in Vuur! uw pas verschenen bloemlezing met teksten over bezieling en betrokkenheid in de Vlaamse en Nederlandse letteren. Hoe gebeurde de selectie?

Heel intuïtief. Ik hanteerde met opzet een erg flexibele definitie van engagement, net om verenging en verkleining tegen te gaan. Ik wil literatuur groter, niet kleiner maken. Ik heb geen harde criteria gebruikt. Wat ik als engagement beschouw, vindt iemand anders misschien gewoon lastig. Als ik nu terugkijk naar de thema’s die in Vuur! worden verkend, leek het bij wijze van spreken inherent aan het schrijverschap om dergelijke onderwerpen te verkennen. Plus veel van die schrijvers werden in hun tijd meestal als verre van controversieel bestempeld. Vandaag lijkt een schrijver bijna teruggebracht tot een behaagzieke romanticus, die de lezer lieve uurtjes dient te bezorgen. Ik heb in ieder geval als lezer ook genoten van schrijvers die mij irriteren of confronteren.

Het is een lijvig boek geworden…

Ik heb 50 teksten geselecteerd, en uiteindelijk voor 47 de toestemming gekregen voor publicatie. Het boek is er gekomen op vraag van de uitgever. Ik ben begonnen bij Erasmus en heb uiteraard ook de nodige Belgen opgenomen. Ik heb me beperkt tot proza  en koos geen poëzie omdat ik daar minder in thuis ben. Niettegenstaande is mijn indruk dat er meer geëngageerde poëzie bestaat dan proza van eenzelfde strekking. De woede die in elk engagement aanwezig is, rendeert misschien beter op de korte baan? Afijn, ik heb per schrijver een lemma gemaakt en ze dan in een chronologisch overzicht geplaatst. Er staan een paar beruchte teksten in. Zo is er het befaamde ‘Vrede tractaet’ van Isabella de Moerloose, maar ook een fragment uit ‘Sophie’ van Virginie Loveling komt erin voor, een heel mooi boek is dat. Of Cali-Nicta, het pseudoniem van Herman Heijermans in het begin van zijn ontluikend idealisme. Een andere persoonlijke favoriet is een tekst van de Vlaming Paul Kenis (‘De apostels van het nieuwe rijk’, LDM) over een anarchistische kolonie begin 20ste eeuw waar hij een tijdje deel van uitmaakte. ‘Brief aan Hugo Raes’ van Jef Geeraerts vind ik ook zo’n vergeten parel, ronduit schitterend! Maar er is ook Wim Neetens  en recenter, werk van Dimitri Verhulst…

Er zitten ook een aantal ‘aangebrande’ auteurs tussen…

Ja, ik wilde alle kleuren laten zien en niet alleen voor mijn eigen parochie preken. Zo is er bijvoorbeeld Robert van Genechten, die nam ik op met zijn Van den vos Reynaerde. Van Genechten was helemaal fout, collaboreerde in de Eerste én de Tweede Wereldoorlog. Hij schreef een antisemitische, nationaalsocialistische versie van de Reinaert. Een andere man met een smet op zijn blazoen is Filip De Pillecyn. In Vuur! is zijn novelle ‘De boodschap’ opgenomen.

Dat u niet schrijft om de lezers ‘lieve uurtjes’ te bezorgen, mag blijken uit uw jongste roman Wie zoet is waarin u in het hoofd kruipt van een getormenteerde ziel met een Sinterklaasobsessie…

Ja, het hoofdpersonage is op zoek naar verlossing, maar is helemaal in isolement en verdrukking geraakt. En de stijl volgt precies die gevoelswereld, waardoor er geen exuberant stilistisch taalgebruik is. Dat hoort niet bij elkaar. Naar het einde toe, wanneer het hoofdpersonage beseft dat hij het noodlot niet meer kan ontlopen en het zelfs omarmt, eist de stijl de lezer helemaal op.

Klop het als ik zeg dat Wie zoet is uw eerste niet-autobiografische roman is? In een verantwoording beweert u anderzijds dat de roman gebaseerd is op waargebeurde feiten.

De verantwoording maakt nog steeds deel uit van de roman, natuurlijk. We leven in een tijd van opschonend realisme. Objectivering en non-fictie hebben een hogere status dan fictie. Ik heb al reacties gekregen met de vraag of ik die man goed gekend heb. Absurd. Maar om op je vraag te antwoorden: elke roman is volgens mij tot op bepaalde hoogte autobiografisch. Wat hier speelt, is dat ik door het verkennen van de pedofielenthematiek – de kwestie met Martijn – ook in een soort isolement ben terechtgekomen. Dat was geen trauma, maar wel bijzonder onaangenaam en erg onrechtvaardig. Wat er evenzeer in zit, is het feit dat ik na 17 jaar gestopt ben met antidepressiva te nemen. Ik heb in zekere zin mijn eigen situatie getransponeerd naar deze protagonist. Het boek is helemaal onderkelderd, inclusief enkele autobiografische kelders, zeg maar.

Op de achterflap van Wie zoet is komt J. Van Oudshoorn ter sprake. Het is zo niet de meest moderne naturalistische roman die ik ooit las, dan wel de meest hedendaagse…

Wat er in ieder geval sterk aanwezig is in het werk van bijvoorbeeld van Oudshoorn is de strijd van de eenling met zijn omgeving en zichzelf. Het noodlotsdrama dat zich voltrekt. Ik moest tijdens het schrijven heel sterk denken aan die naturalistische klassiekers van begin vorige eeuw. Emants had ik in mijn verhalenbundel al getransponeerd naar deze tijd. Ik ben hoe dan ook bijzonder gecharmeerd door de romans uit die periode.

Wat heeft u eigenlijk met Sinterklaas?

Nou, ik denk dat wij er allemaal wel iets mee hebben (lacht). Hij symboliseert tradities waar we krampachtig aan vasthouden, maar aan de andere kant staat hij ook voor angst. Mijn hoofdpersonage is heel verticaal ingesteld en Sinterklaas is voor hem een symbool dat heel machtig en angstaanjagend is, zeker vanuit een kinderlijk perspectief bekeken. Dat perspectief uit zijn kindertijd is hij nooit echt kwijtgeraakt. Ik heb zelf als kind altijd een heel onprettig gevoel gehad bij Sinterklaas. De cadeautjes en het mysterie vond ik leuk, maar de persoon Sinterklaas daar was ik bang van. Bij ons thuis is Sinterklaas één keer thuis geweest, ome Toon was dat, de broer van mijn moeder, maar ik vond het heel onprettig hoewel er niets was gebeurd. Later hoorde ik dat ome Toon wel eens aan kinderen zat. Dat was algemeen bekend. In de jaren 50 werd daar niets van gezegd.

Gezien de vaart waarmee u schrijft, ga ik ervan uit dat er binnenkort nieuw werk op komst is?

Jazeker, een feuilleton, dan nog. Over Reinaert de Vos. Een project waar ik heel enthousiast over ben en dat ik nu opstart samen met Paul van der Steen, de vaste tekenaar van NRC. Het kwam daarnet al ter sprake, maar toen ik bezig was met Vuur! heb ik mij verdiept in Reinaert de Vos, van 1300 tot nu. Wat je ziet, is dat de Reinaert begon als een satire, als een kritiek op de verticale samenleving, maar bijna iedere eeuw kreeg hij een nieuwe adaptatie. Op een bepaald moment was hij een revolutionair zoals bij Boon of zelfs een nationaalsocialist, zoals bij van Genechten. Je kunt bijna constateren: elke eeuw krijgt de Reinaert die hij verdient (lacht). Ik was dus benieuwd hoe Reinaert er in de 21ste eeuw zou uitzien. Toen ben ik met Paul gaan praten. NRC hapte toe en vanaf januari beginnen we met een feuilleton met als werktitel ‘De Vos en partners’. We gaan voor 26 wekelijkse afleveringen en hopelijk slagen we erin het feuilleton ook in een Vlaamse krant te krijgen. Verder, wil ik weer een bundel met korte verhalen gaan maken. Dat blijft het genre waar ik me toch het beste bij voel.


Verschenen in: STAALKAART #31, 2015

Wie zoet is van A.H.J. Dautzenberg, Atlas Contact 2015, ISBN 9789025442200, 239 pp.

Vuur! bezieling en betrokkenheid in de Vlaamse en Nederlandse letteren, samengesteld door A.H.J. Dautzenberg, Atlas Contact 2015, ISBN 9789025445690, 376 pp.

Plaats een reactie