De roman als vertelmachine: een gesprek met Giuseppe Minervini over zijn debuut ‘Krank’

Een debuut van bijna zeshonderd pagina’s, waarin tien jaar werk kroop. Krank van Giuseppe Minervini is om meerdere redenen een cultroman-in-wording. Laurent De Maertelaer zocht zijn weg in de uitwaaierende vertelling én naar Minervini in Kortrijk, voor een gesprek over jazzliteratuur, algoritmische tirannie en de burgerlijke ongehoorzaamheid van het denken. ‘Waarom verwachten mensen dat verhalen tot op de bodem begrijpelijk zijn als het leven zelf ons voortdurend misleidt?’

Op weg van het station van Kortrijk naar Atelier Nooitgedacht lijkt de zondvloed losgebarsten. Het regent pijpenstelen, de wind loeit, alles plenst en klettert. Moeizaam baan ik mij een weg naar het café annex maakplek annex coworking space waar ik heb afgesproken met schrijver Giuseppe Minervini (Roeselare, 1994). Wanneer ik doorweekt de glazen deur van Nooitgedacht openduw, zit Minervini al aan de toog, met een pint voor zijn neus. We ontmoeten elkaar op zijn vaste roestplaats om het te hebben over zijn debuutroman Krank, die hij in september op deze door een gezonde anarchie aangestoken plek voor het eerst heeft voorgesteld.

Minervini is filosoof, muzikant, regisseur, dichter en schrijver. Hij studeerde filosofie en literatuurwetenschappen aan KU Leuven en publiceerde recensies, proza en poëzie in talloze tijdschriften en op diverse online platformen. In 2016 werd hij geselecteerd voor het talententraject Talent op Tilt, het jaar daarna won hij met een selectie gedichten de Leuvense voorronde van Write Now! en ging op schrijfresidentie in Parijs met deBuren.

Het vuistdikke Krank overrompelt door zijn densiteit, complexiteit en intensiteit. De vele filosofische uitweidingen over eenzaamheid, rouw, waanzin en de algoritmische tirannie van Big Tech zetten aan tot nadenken en verraden een auteur die de polsslag van onze tijd haarfijn aanvoelt.

Het veellagige, breed uitwaaierende verhaal van Krank samenvatten ligt niet voor de hand, maar in een notendop komt het neer op het volgende. Vanuit zijn dodencel bepleit Ix in een document gericht aan een onzichtbare rechter zijn vrijspraak. Ix beschrijft hoe hij het slachtoffer werd van een complot, opgezet door zijn jeugdvriend Nelson, de charismatische leider van de Organisatie Liefgenezen. Deze verzetsbeweging revolteert tegen de alles opslorpende algoritmes van het Meta-achtige bedrijf GCF (‘Glass Community Fundamentals’). Als antwoord op ‘het Fundament’ — een permanente virtuele wereld en het algoritmisch huzarenstuk van GCF —, ontwikkelt de Organisatie ‘het glazuur’, een capsule die de sleutel tot het eeuwige leven blijkt te zijn. In zijn document onthult Ix hoe hij zich op sleeptouw liet nemen door de filosofe Kraspunt in haar strijd tegen GCF, zich aansloot bij de Organisatie en uiteindelijk in de cel belandde.

Boekpresentatie van Krank in Atelier Nooitgedacht (c) Baptiste Navarro

Jazzliteratuur

Minervini – woeste baard, donkere pretoogjes, kort piekhaar – blijkt een heuse spraakwaterval. Hij spreekt snel en luid, maar weldoordacht en wikt zijn woorden, zoals het een filosoof betaamt. Hij is in zijn nopjes, want hij is net terug van bij zijn redacteur: het contract voor een volgend boek is binnen. Minervini troont me mee naar de ruime kelder van Atelier Nooitgedacht, een ondergrondse expositieruimte en knusse zaal voor optredens allerhande. Minervini speelde hier meermaals samen met multi-instrumentalist Arne Demets, met wie hij sinds 2021 optreedt als Tegenadem, ‘waarschijnlijk een productiehuis; een collectief gefundeerd op tekst, beeld en geluid’. Krank lezen met hun eerste langspeler Auditorium op de achtergrond is een absolute aanrader. ‘In deze kelder brachten we vorige week opvolger Auditorium II, improvisaties in wat we een gedubbelde studio noemen. We bouwden een mengtafel die tijdens onze improvisaties willekeurig loops opnam en vervormde. Arne en ik werden op die manier, net als Ix in Krank, curatoren van de ontsporing.’

Tegenadem draait inderdaad rond improvisatie en wilde verbeelding. Zo maken ze gebruik van zelfgemaakte instrumenten en begeleiden Open Mic-avonden. Minervini trekt Tegenadems muziekpoëtica door naar zijn schriftuur. ‘Spontaniteit en organisch denken zijn heel belangrijk bij Tegenadem. En ja, voor mijn schrijven geldt wat Toni Morrison in het voorwoord van Jazz (1992) “jazzliteratuur” noemt. Structuur komt voort uit de betekenis en niet omgekeerd.’

Morrisons quote luidt letterlijk: ‘I had written novels in which structure was designed to enhance meaning; here the structure would equal meaning.’ Die zin betekende voor Minervini een doorstart om anders over het schrijven na te denken: ‘Met Morrisons definitie van jazzliteratuur voelde ik mij minder gevangen in een vooraf opgelegde romanstructuur. Anders dan het gebod “Show, don’t tell”, dat je in veel schrijfcursussen leest, is schrijven niet “tonen”. Een roman is een vertelling. Voor Morrison is de structuur niet de uitlijning van een plot, maar de dwang waarmee de verteller zijn informatie uitvouwt — eventueel ongestructureerd. Schrijven is dan niet meer het opvullen van een bepaalde structuur, maar intuïtief meevaren op de intensiteit van je zigzaggende verteller. Ik heb altijd al een voorliefde gehad voor boeken die zich tot op de bodem bewust zijn van de mogelijkheden van hun vertelling. De subtekst, de vraag waarom er wordt verteld, is voor mij belangrijker dan de plot. Krank reduceren tot de plot komt mij voor als het verwelkomen van een bulldozer in een labyrint. Maar met Morrisons formule slaagde ik erin Krank voor mezelf te omschrijven. Krank begon vanuit een vraagstuk: hoe zet ik een verteller neer die tijdens het vertellen iets beseft wat hij niet kán of mág uitspreken? En ja, dat kan je zien als een definitie van paniek. Het is die paniek die aan de grond ligt van de vertelling: soms wordt paniek ingeslikt en weggemoffeld; soms dringt paniek zich op en tast de plot aan.’

Giuseppe Minervini (c) Baptiste Navarro

Kritisch en klinisch

Minervini maakte voor Krank gretig gebruik van zijn studie filosofie. Een inspiratiebron was Kritiek van de cynische rede (1983) van Peter Sloterdijk (1947), en meer bepaald de idee van een ontspoorde moderniteit als resultaat van de menselijke drang tot zelfbehoud en het streven naar objectieve, onbetwijfelbare kennis. Maar vooral het gedachtegoed van de Franse filosoof Gilles Deleuze (1925-1995), die literatuur beschouwde als een vorm van verzet en als een middel om conventionele denkwijzen uit te dagen, bood Minervini veel handvaten: ‘Dat weerbarstige potentieel is wat Deleuze de “gezondheid” van literatuur noemt. Literatuur kan iets onzichtbaars problematiseren, zonder dat het gereduceerd wordt tot een sociale-mediaslogan of een vorm van politieke propaganda. Het gaat over die ervaring van literatuur en de roman in het bijzonder, als een ongrijpbaar en toch concreet-menselijk fenomeen, als een gedeelde subtekst.’

In de zomer van 2020 hield Minervini voor het Brusselse literatuurhuis Passa Porta een zomerdagboek bij. Hierin schreef hij: ‘Door telkens alle compromissen af te ketsen, zal ik per ongeluk debuteren met een roman van om en bij de vijfhonderd pagina’s.’ Het zijn er uiteindelijk 576 geworden. Hij was toen nog volop bezig aan Krank. Zijn contract had hij op zak, maar door onder meer de corona-epidemie werd een en ander uitgesteld. Minervini maakte meer dan zestien versies en werkte in totaal grofweg tien jaar aan Krank. In 2020 werd een versie van om en nabij de 320 pagina’s aangekondigd, met een alternatieve cover. ‘Ik heb in die tien jaar natuurlijk ook andere dingen gedaan, zoals gestudeerd (lacht). Van die tien jaar heb ik ongeveer vier jaar fulltime aan Krank gewerkt, sinds het contract, zeg maar. Met telkens drie à vier maanden leesrondes voor mijn redacteur Jacoba Casier. Het is een veeleisend boek, om te lezen én om te redigeren.’

Soepblikschrijven

De intuïtieve, losse stijl, de sterke vertelstem en het bezwerende ritme, het zijn allemaal aspecten die mij frappeerden bij het lezen van Krank, een roman die bol staat van roesverwekkend proza dat je volledige aandacht opeist. In zijn zomerdagboek verwijst Minervini naar het bekende soepblik van Andy Warhol (1928-1987), een symbool bij uitstek van massaproductie. Een dergelijke productie komt ook voor in de literatuur en levert in het dagboek de term ‘soepblikschrijven’ op, iets wat Minervini beslist wil vermijden: ‘Ik stelde me de vraag hoe ik als onderdeel van die massaproductie een eigen stem kon neerzetten. Is er naast de massaproductie überhaupt iets nieuws mogelijk? Mijn besluit was: als dat nieuwe ontstaat, dan per toeval. Er moet een intuïtief schrijven aan het nieuwe voorafgaan. De controle moet worden losgelaten. Maar controleverlies alleen leidt volgens mij niet tot een roman, wel tot een tekst vol non-sequiturs. Vandaar de noodzaak, zoals ik schrijf in het dagboek, om een balans te vinden tussen losbandig schrijven en het zorgvuldig structureren van een roman, of tussen controledrift en het toelaten van controleverlies.’

Bij het begin van het derde deel schrijft Ix dat hij ‘het gehele plaatje’ van zijn ‘kritische verzet’ afdoende heeft ‘gedocumenteerd’ in de voorafgaande delen. Hij is geenszins van plan om vanuit zijn cel zijn verzet te staken, integendeel, en zal zeker niet stoppen met schrijven: ‘Verbeelding is het opzwellen van levenslust.’ In het afsluitende derde deel begint Ix pas echt losbandig te schrijven, precies op het moment in het verhaal dat Ix de vergankelijkheid van de dingen aanvaardt. De dood en rouwen, twee prominente thema’s in Krank en in het bijzonder in het slotdeel, dwingen bij Ix een eindigheidsbesef af, wat hij dan weer vertaalt in exuberante en extatische taal: ‘Ix laat die vergankelijkheid enkel in het derde deel toe, wanneer er iets losbarst in zijn vertelling, en hij niet meer structureert. Plots zitten we in een soort taalstorm, waarbij Ix bijna oplost in zijn eigen tekst, als een aspirine in een glas water.’

Betekent controleverlies dat Minervini gelooft in zoiets als inspiratie? ‘Ik vind inspiratie een misvatting. Schrijven is voor mij dissociëren. Dát is inspiratie. Het gemak waarmee je in de concentratie tuimelt en vooral hoe gemakkelijk het werk jouw concentratie toelaat. Als je je vastklampt aan een structuur, dan moet je die complexe structuur zo krampachtig onthouden dat je bijna versteent. Ik wilde een vertelkader dat mij zou toelaten dat vertelkader af te breken. Het schrijven moest mede de mogelijkheid bieden tijdens het schrijven de weg te verliezen. Als je een halsstarrige romanstructuur omwisselt voor intuïtie, vertrouwen en toeval, dan wordt het schrijven veel plezieriger. Het daagt je uit. Je personages breken uit hun kooien en stellen je als auteur op de proef. Er gebeurt iets met je blik op de wereld, en dat spel zet zich ook door in de tekst die je schrijft, alsof de personages je ondervragen over je mens- en wereldbeeld. Je personages worden meer dan functies in een plot: ze kunnen alle richtingen uit gaan en het enige wat hen beperkt is hun eigen karakter, dat zich stelselmatig aftekent.’

De Krank-taart tijdens de boekpresentatie in Atelier Nooitgedacht (c) Baptiste Navarro

Absurditeit en amusement

Opvallend is het motto dat Minervini meegeeft aan Krank: ‘Ein Leser muss sich mal gut unterhalten können’; vrij vertaald: ‘Een lezer moet zich eens goed kunnen amuseren.’ Het motto is ontleend aan Thomas Mann (1875-1955), een auteur die nu niet bepaald bekendstaat om zijn dijenkletsers. Desondanks is het motto een vlag die de lading dekt, want Krank is onderhoudend, humorvol en draagt een goed gedoseerde absurditeit uit. Ix schrijft niet voor niks: ‘Ik moet toegeven dat mijn verzinsel in wezen uiterst komisch is.’ Grappig zijn bijvoorbeeld de vreemde namen van de personages (Kraspunt, Nelson Liefgenezen, Fjodor Pelckmans, Lleyton Löwenthal of Yolanda Oxendine, om er maar een paar te noemen) en de verschillende recepten voor gerechten die Ix klaarmaakt. Of de zoutloze slotzin, die de lezer na bijna zeshonderd pagina’s diepgravend en intens proza, toch even met verstomming slaat: ‘Zo, dat was het dan.’ Is humor een noodzakelijk ingrediënt van goede literatuur? ‘Humor wordt belangrijker en belangrijker voor mij. Voor humor is er nuance nodig. Waar dat vermogen vandaan komt is soms een mysterie, maar humor is altijd het bewijs dat het er is. En er is nog iets bijzonders aan humor: het heeft in tegenstelling tot andere aspecten in een verhaal geen interne rechtvaardiging nodig. Iemand lacht of lacht niet.’

Boekcover Krank, door Jarne Debue

Op de achterflap van Krank prijkt in een groot lettertype de enigmatische zin: ’Ware zorg is vreugdebezorging.’ In de roman klinkt het: ‘En wat de psychische zorgverlening betreft, is een psychisch zorgverlener iets anders dan een vreugdebezorger?’ Waar doelt de verteller precies op? ‘Dat is de linkse vraag bij uitstek als het op sociaal werk aankomt. Niet te vergeten: Krank speelt zich af in een fictief universum, maar het blijft een brief aan een rechter. In ieder vonnis zit een combinatie van re-integratie in de samenleving én van straf. Honderd procent straffen kan enkel met de doodstraf en die is er niet in ons Europees humanistisch project. Hier gaan we ervan uit dat re-integratie in de samenleving mogelijk is en dat er gezorgd moet worden. Vreugdebezorging is Ix’ visie op zorg. En op inclusie: op hoe we dat wat uitgesloten wordt opnieuw ingang geven. Is het vermogen tot nuance, de humor en vreugde ook niet wat Jozef K, het hoofdpersonage van Franz Kafka’s fragmentarische roman Het proces (1925), verlangt? Of Bartleby uit het verhaal van Herman Melville, twee literaire personages die de vrije wil ter discussie stellen? Even last lossen, even die druk weg. Is dat niet wat mensen met een depressie verlangen? Voor heel even wat lichtheid en vreugde. Ik vond er geen tegenargument op, daarom is die zin blijven staan.’

Krankzinnig Krank

Het woord ‘krank’ betekent ‘ziek’ in het Duits. Psychische ontsporing, waanzin, het spoor bijster raken is een centraal thema in Krank. Voor Nelson betekent de hegemonie van GCF het verlies van onze vrije wil en ons reflectievermogen. ‘Initieel dacht ik aan het woord “krank” als een stempel, een geveld vonnis op de cover. Het is waarschijnlijker dat Ix zelf het woord op de cover heeft geschreven, het staat er in handschrift. Dan zou hij zichzelf veroordelen en wordt het oordeel twijfelachtiger. In de proloog vraagt Ix de lezer: luister naar mij, praat met mij, en oordeel. Er zit in die proloog een streven naar gemeenschappelijke grond, naar een gedeeld verleden als basis om te spreken met een ander. Die confrontatie met het vreemde wordt vandaag bedreigd door de algoritmische tirannie. Iedereen raakt meer en meer geïsoleerd, door een onbreekbare bevestigingslus van sociale media. Het is een vicieuze cirkel, die je neurotisch kan noemen. De buitenwereld, die aan anderen toebehoort, en waar je deel van zou kunnen uitmaken, verdwijnt. Dat is de eenzaamheid van Ix: er is geen uitweg uit zijn eigen bevestiging. Misschien leidt zo’n eenzaam bestaan automatisch tot waanzin, waardoor wederzijds begrip onmogelijk wordt?’

Is Ix geniaal of krankzinnig, vroeg ik mij meer dan eens af tijdens mijn lectuur van Krank. Voor Minervini zelf is die vraag niet van belang: ‘Ik heb geen diagnose gesteld. Ik riep de mogelijkheid op dat Ix aan de algoritmische tirannie ontsnapt, door de willekeurigheid te omarmen, en daar plezier in te vinden. Op een bepaald moment stelt hij zich de vraag: is het Fundament geen hallucinatiemachine? Zit iedereen niet vast in verschijningen op algoritmisch voorschrift? Nadien komt ook hij terecht in de eeuwige bevestigingslus, ziet hij overal bewijzen voor die stelling. Hij voelt een gemis, een verlangen dat hij niet kan benoemen, en het wordt in een vingerknip door het algoritme beantwoord. Hoe eruit te ontsnappen? Hij begint te schrijven, opdat het algoritme hem niet meer begrijpt, waardoor er een soort syntax error ontstaat, voor Ix, voor het algoritme, dus ook voor de lezer. Net in die willekeur, en het verlies van alle mogelijke waarden en oriëntatiepunten, vindt lx een bedreigde menselijkheid terug, waardoor hij kan ontsnappen aan de tirannie. Dat is iets waar Tyrone Slothrop, het hoofdpersonage van Thomas Pynchons Gravity’s Rainbow (1973), bijvoorbeeld nooit in zou slagen, want zijn paranoia bestaat uit het toeval niet willen aanvaarden, het voortdurend willen verklaren. Ix geeft het verklaren op. Het is net in het controleverlies, in het toegeven aan de willekeurigheid van onze eigen ideeën, dat ons bestaan draaglijker wordt. Dat is Ix’ ontdekking. Om vrij te leven, moeten we ons gebrek aan kennis, onze gevangenschap, omarmen. Vanuit die amor fati-gedachte heeft Ix alleen nog maar pen en papier als werkelijkheid nodig. Dus creëert hij in de dodencel voor zichzelf een vertelmachine, zijn document.’

Krank als weerstandsbeleid

Een ander belangrijk thema in Krank is burgerlijke ongehoorzaamheid. ‘Dit document is mijn weerstandsbeleid’, schrijft Ix. Organisatie Liefgenezen, die een revolutie voorbereidt tegen de ‘oligarchische hypnosestaat’ die GCF wil installeren, is volgens Kraspunt ‘een geduldige tegenadem’. Wat Ix schrijft, heeft volgens hem geen plaats in de buitenwereld, en is alleen al daarom van belang. Tegencultuur betekent veel voor Minervini: ‘We leven in controletijden, waarin onze nummerplaat, onze smartphone en onze data onze maatschappelijke plichten vervullen. We stellen onze data in functie ván. Niet de mineralen of de fossiele brandstoffen maar de inhoud van onze gedachten zijn de grondstof geworden van het nieuwe kapitalisme. Volgens mij was er nog nooit zo’n grote bedreiging voor de democratie als de datajacht van Big Tech vandaag. De vraag is: hoe maak je je vrij van zo’n vijand? Hoe maak je jezelf immuun voor zijn invloed? Natuurlijk doe je dat niet alleen. Per definitie niet. Maar op persoonlijk vlak begint het bij het onderzoek naar de oorsprong van je eigen gedachten. En volgens mij is dat in een bredere maatschappelijke context verbonden met een andere vraag: hoe populariseer je dat wat verstoort, zonder dat het naar de coördinaten van de controle wordt gepoetst?’

In Krank is er een scène waarin Ix weigert aan te sluiten bij een protestmars tegen openbare reclame: hij vraagt de activisten waar hun activisme vandaan komt. Wat denkt Minervini zelf? ‘Is onze neiging tot burgerlijke ongehoorzaamheid soms niet ook een ingecalculeerd symptoom van ons gevoel van zinloosheid, ons gebrek aan voldoening, waardoor we zelf deel worden van de commercie? Hoe zorgen we ervoor dat onze goede intenties morgen niet in hun tegendeel omslaan? In 1845 schrijft Karl Marx (1818-1883) dat de filosofie tot dan toe de wereld enkel heeft geïnterpreteerd, en dat de filosofie de wereld nu zal moeten veranderen. Ik voel mezelf eerder sympathiseren met de filosofen die deze stelling omdraaien: burgerlijke ongehoorzaamheid begint vandaag bij de interpretatie van de wereld. Bij het denken, niet het handelen. Durf onafhankelijk te denken.’

Burgerlijke ongehoorzaamheid hoeft volgens Minervini niet agressief te zijn of onmiddellijk resultaat op te leveren. Er schuilt eveneens een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid in het lef hebben om na te denken: ‘Wat vandaag zorgwekkend is, is dat de zogeheten academische kloosters niet meer bestaan. Hoe kunnen er nog mensen zijn die in alle rust en stilte kunnen nadenken? Het Oude Slachthuis (een toren in Parijs waar Kraspunt Ix haar filosofie instrueert, ldm) in Krank is zo’n mislukt academisch klooster. Want eigen aan de academie is dat je zorg krijgt, begeleid wordt in je zoektocht. Er is een soort geborgenheid waarin je je gedachten veilig kunt aftoetsen, voor je het idee ‘officieel’ maakt. Kraspunt is die zorg, die geborgenheid voor Ix. Op het moment dat ze hem probeert te onderrichten, begrijpt ze bovendien haar eigen falen. Dat vind ik een mooie houding van Kraspunt. De centrale filosofische vraag, zeker als het gaat over filosofie en activisme, luidt: Waarom denken we wat we denken? Kraspunts definitie van filosofie (‘filosofie is de kunst het denken te verplaatsen zoals een blinde zijn tastzin verplaatst naar het puntje van zijn stok’, ldm) omschrijft de filosofische houding bij uitstek: het zoeken, het aftasten, in je eentje naar de duisternis durven te gaan. Iemand die zich opsluit draagt een groot sociaal engagement uit, omdat hij een wereld creëert voor iemand die niet in de buitenwereld past.’

Giuseppe Minervini met werknotities (c) Gilke Gunst

Roltrapburger

Minervini introduceert in Krank het concept van de ‘roltrapburger’. Ergens klinkt het: ‘Tussen droom en daad heerst het algoritme’, een knipoog naar Willem Elsschots gedicht ‘Het huwelijk’: ‘Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad / staan wetten in de weg en praktische bezwaren, / en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, / en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.’ De weemoed die niemand kan verklaren, daar zijn we bang voor, volgens Minervini. ‘Dat is het economische verlangen naar maakbaarheid. We willen controle over datgene waar we in wezen geen controle over hebben. Het gevaar is dat we, in onze poging de ramp te voorkomen, de voorwaarden voor de ramp net aan het creëren zijn. En de roltrapburger rolt op weg naar zijn werk kalm en onverstoord recht in de mond van het algoritme.’

Angstaanjagend wordt het pas echt wanneer je ontdekt dat er een schrikbarend toekomstbeeld in Krank zit, maar dat het strikt genomen geen dystopische roman is. Alles wat beschreven wordt, is vandaag immers al mogelijk of, sterker nog, al operationeel. Neem nu het idee van optogenese, een biologische techniek waarbij de activiteit van bepaalde neuronen, en daarmee ook het gedrag van het gehele organisme, door middel van licht kan worden beïnvloed. In Krank is ‘het glazuur’ (het antwoord van de Organisatie op de virtuele wereld van GCF, ldm) een optogenetische substantie in de vorm van een capsule om de hersenactiviteit van binnenuit te beïnvloeden. Dat klinkt als sciencefiction, maar Minervini haalde het idee uit een interview met Karl Deisseroth, de Amerikaanse wetenschapper die bekend staat als de vader van de optogenese. Deisseroths uitspraken komen op enkele plaatsen zelfs letterlijk voor in Kraspunts vraaggesprek over het glazuur met wetenschapster Yolanda Oxendine.

Voor ik afscheid neem van Minervini zijn we het erover eens: Krank is geen dystopie. Noch is het een klimaatroman of rouwboek. Krank zal omwille van zijn uniciteit wellicht nooit het grote publiek bereiken, de cultstatus lonkt: ‘De kans is inderdaad groot dat het een cultboek wordt, maar cult is voor mij niet noodzakelijk een pejoratieve term. Ik begrijp dat Krank geen evidente lectuur is. Ik ben mij ervan bewust dat het boek tijd en aandacht vraagt. In die zin is Krank mijn kleine, burgerlijke ongehoorzaamheid. Voor mij is een boek geen spiegel, maar een raam, een deur: het brengt je elders, het brengt je bij dingen die je niet zult herkennen. In een tijd waarin veel fictie volgens het gebod van de herkenbaarheid naar de mond van de massa moet worden geproduceerd, is dat bijzonder kostbaar. Waarom verwachten mensen dat verhalen tot op de bodem begrijpelijk zijn als het leven zelf ons voortdurend misleidt?’


Fragment uit de proloog van Krank:

De militair koopt een wafel. De verzorgster kuist de oren van haar Afrikaanse olifant uit. Met een reuzenlepel. Te denken dat mijn kindertijd voorbij is, betekent niks, bewijst niks, bedoel ik, het doelt op niks; mijn kindertijd is meer dan ooit aanwezig, de héle geschiedenis valt hier meer dan ooit met mij samen. Ik heb iets ten val gebracht en de gevolgen herhalen zich, onvermijdelijk.
     Medelijden is mij overigens vreemd. Ik zie niemand op straat met het hoofd schudden zoals ik dat doe; dat het stof in mijn schedel opstuift, om mezelf te verliezen in verstrooiingen, om het ongeloof op te schorten dat alles Bezighouding is, dat alles Willekeurig is, om verbondenheid te voelen met het hier en nu en de anderen, simpelweg om aan andere dingen te denken dan dat ik hier, wat waarschijnlijk mijn dodencel zal worden, zit te schrijven — om mijn zich in dood en stilstand nestelende ziel in beweging te krijgen, zoals mij door Dokter Kangoeroe werd aangeleerd, om U ervan te overtuigen dat ik, dat mijn, dat ik niet aansprakelijk kan worden gesteld voor mijn daden. Kijk. Ik ben niet weerbarstig. Nooit geweest. Dit is het verhaal van I… laten we hem Ix noemen en hij… wel ja, wat doet hij? Ix, dat ben ik. Ik zal u alles vertellen. Ik heb altijd alles onmiddellijk willen vertellen.


Krank van Giuseppe Minervini, De Geus, ISBN 9789044546613, 576 pagina’s.

Verschenen op: rekto:verso, 14 december 2023

Plaats een reactie