
Wie had ooit kunnen vermoeden dat Thomas Pynchon — voor velen de grootste nog levende Amerikaanse schrijver — op 72-jarige leeftijd nog een detective roman zou schrijven? En wat voor één: het boek leest makkelijk weg, bulkt van de spitsvondigheden en bij momenten moet je het even opzij leggen om ongestoord te kunnen schuddebuiken van het lachen. Door postmodernistische, encyclopedische kleppers als Gravity’s rainbow (1973) en Against the day (2006) — twee razende maalstromen die met hun duizelingwekkende mix van popcultuur en geschiedenis menig lezer én onderzoeker met de handen in het haar lieten zitten — kreeg Pynchon het stempel ‘onleesbaar’. Amper 3 jaar na Against the day doorprikt Pynchon nu zijn eigen mythe en verrast vriend en vijand met Eigen gebrek, een verbluffende pastiche op de hardboiled detective. Zijn achtste roman verscheen eind vorig jaar in originele Engelse versie onder de titel Inherent vice en is sinds juni als Eigen gebrek verkrijgbaar in Nederlandse vertaling bij De Bezige Bij. Dat dit een belangrijke literaire gebeurtenis is, mag blijken uit wat volgt.
Thomas Ruggles Pynchon
In 1652 schreef ene William Pynchon, een verre voorvader van de hedendaagse auteur Thomas, in Boston een theologisch traktaat gericht tegen het calvinisme. Het zou het eerste boek worden dat in de toekomstige Verenigde Staten verbrand werd. Meer dan drie eeuwen later zit het subversieve nog steeds in het Pynchon-bloed.

Slechts een paar details zijn bekend over het leven van Thomas Ruggles Pynchon. Hij werd in 1937 geboren in Glen Cove, New York, onderbrak zijn filologische studies aan Cornell University om dienst te nemen bij de marine en werkte een tijd bij vliegtuigbouwer Boeing. Zijn eerste kortverhaal, ‘The small rain’, publiceert hij in 1959 en iets later geeft hij zijn werk op om zijn eerste roman V. (1963) te kunnen voltooien. De rest is literatuurgeschiedenis.
Qua mediaschuwheid staat Pynchon, nu J.D. Salinger er niet meer is, ongetwijfeld op nummer één. Sinds 1963 heeft Pynchon het publieke leven volledig de rug toegekeerd. Hij gaf nog nooit een interview, en behalve een paar foto’s, een rolletje in 2 afleveringen van The Simpsons, enkele recensies en flapteksten, zijn de enige tekens van leven zijn publicaties (6 bundels kortverhalen en 8 romans tot op vandaag). Deze radicale houding werkt het mysterie rond Pynchon natuurlijk alleen maar in de hand. Iedere zin, ieder woord dat hij aan het papier toevertrouwt, wordt nauwlettend in de gaten gehouden door Pynchonianen over de hele wereld. Sinds 1979 verschijnt er zelfs een academisch tijdschrift, ‘Pynchon notes’, volledig aan zijn werk gewijd. Welke nog levende auteur doet het hem na ?
Van V tot Inherent Vice
Pynchon debuteert in 1963 met V. Het is het verhaal van Benny Profane, een ontzette matroos die in New York zijn heil zoekt bij een bende sjofele kunstenaars die bekend staat als The Whole Sick Crew, en Herbert Stencil, een Britse spion die er zijn levenswerk van maakt ene ‘V.’, een geheimzinnige entiteit die vele vormen aanneemt, te ontmaskeren. V. werd bekroond met de William Faulkner prijs, de prijs voor het beste literaire debuut in de Verenigde Staten. Het boek is tot nu toe nooit vertaald in het Nederlands.
In 1966 volgt zijn publieke doorbraak met The crying of lot 49 (1966). Hoewel het maar 155 pagina’s is (zo ongebruikelijk voor Pynchon dat hij sprak van ‘een kortverhaal met klierproblemen’), vinden we ook hier weer een complexe structuur terug. Pynchons misschien wel belangrijkste thema, paranoia, komt ruim aan bod. Eén van de subplots gaat bijvoorbeeld over een samenzwering die verband houdt met de beenderen van overleden GI’s die in sigarettenfilters zouden gebruikt worden. Je moet er maar opkomen…
Pynchons magnum opus is Gravity’s rainbow (1973, vertaald als Regenboog van zwaartekracht), een klepper van meer dan 900 bladzijden. Het boek veroorzaakte een literaire schok en wordt door zijn impact wel eens op gelijke hoogte gesteld met Joyce’ Ulysses. Met zo’n 400 personages en een tiental subplots is het lezen van dit boek, ondanks de alomtegenwoordige humor, geen lachertje. Het soortelijk gewicht van Gravity’s rainbow zit vooral in de meesterlijke vertelstijl en de betoverende leeservaring. Gravity’s rainbow werd in 1974 bekroond met de belangrijkste literaire prijs in de Verenigde Staten, de National Book Award. Uiteraard kreeg niemand Pynchon zelf te zien bij de prijsuitreiking, want hij stuurde een zekere Professor Corey, een acteur-clown om de honneurs waar te nemen. Zijn hilarische speech is wat mij betreft een hoogtepunt in Pynchons oeuvre en is makkelijk terug te vinden op het internet. De jury van de Pulitzerprijs droeg het boek eveneens naar voren als winnaar, maar het bestuur dat over de prijs gaat, weigerde de toekenning omdat het boek onleesbaar en obsceen zou zijn.
Tot de publicatie van zijn jeugdverhalen, gebundeld als Slow learner, in 1984, bleef het stil rond Pynchon. Allerlei speculaties deden de ronde. Pynchonians moesten wachten tot 1990 voor een nieuwe roman: Vineland, het hilarische en vergeleken met Gravity’s rainbow vrij makkelijk leesbare relaas van de relatie tussen een FBI agent en een radicale filmmaakster in het Californië van de jaren 60 en 80. Vineland is een mierzoete satire op het Reagan-tijdperk, een ode aan het hippiedom en wellicht Pynchons grappigste boek, maar het werd middelmatig onthaald door de pers.

In 1997 verscheen de historische roman Mason & Dixon, in zijn geheel geschreven in een variant op het 18de-eeuwse Engels. Het uitgebreid gedocumenteerde verhaal van de vriendschap tussen de Britse astronoom Charles Mason en de landmeter Jeremiah Dixon, die samen toezagen op het instellen van de fameuze Mason-Dixonlijn, zowat de culturele grens tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Staten van Amerika. Bekende historische personages zoals George Washington en Benjamin Franklin maken hun opwachting, alsook obscure figuren zoals de Britse astronoom Maskelyne of de Franse kok de Vaucanson. Het boek werd een enorme bestseller en werd zeer gunstig onthaald.
Na alweer jaren van stilte komt Pynchon in 2006 opnieuw boven water. En hoe. Met een pil van meer dan 1.000 bladzijden, getiteld Against the day. Pynchon verbijstert voor de zoveelste keer de pers (die bijna unaniem het boek de grond in boort) en de academische wereld (die zich rept om allerlei conferenties te organiseren en exegetische leesgidsen samen te stellen).
Nog geen 3 jaar later tovert Pynchon een detective roman uit zijn hoge hoed, Inherent vice, die zich net als Vineland en The crying of lot 49 afspeelt in het Californië van de jaren 60.
Californications
De tijd is voorjaar 1970, het jaar dat het Manson-proces van start gaat. De ruimte, Los Angeles. In het fictieve Gordita Beach, een paradijs voor surfers dat verdacht veel weg heeft van Manhattan Beach, een voorstad van Los Angeles waar Pynchon eind jaren ‘60 tot begin jaren ‘70 op verschillende locaties heeft gewoond. De sjofele maar schrandere hippie Larry ‘Doc’ Sportello is er privédetective. Op zijn deur staat ‘LSD Investigations’ te lezen, wat staat voor ‘lokalisatie, surveillance, detectie’. Hij slijt zijn dagen met blowen en het in vorm houden van zijn afrokapsel.
Zoals het een goeie noir detective betaamt krijgt Doc al op de eerste bladzijde bezoek van een femme fatale: zijn ex-vriendin Shasta die hij sinds jaren niet meer heeft gezien maar op wie hij nog steeds smoor is. Ze vraagt Doc’s hulp om Mickey Wolfmann, een steenrijke, maffiose vastgoedmakelaar met wie ze een affaire heeft, in de gaten te houden. Ze vermoedt dat Wolfmanns vrouw samen met haar minnaar plannen smeedt om hem gedwongen te laten opnemen in een psychiatrische instelling.
De volgende dag vraagt de hippe zwarte Tariq Khalil ene Glen Charlock op te sporen omdat die hem geld moet. Charlock is lid van de racistische Aryan Brothers én de bodyguard van Mickey Wolfmann. Nadat Doc buiten bewustzijn wordt geslagen op één van Wofmanns werven, wordt hij ondervraagd door de menselijke bulldozer en vuilbekkende LAPD-er inspecteur Christian ‘Bigfoot’ Bjornsen, die Doc op de hoogte brengt van het schielijk overlijden van Charlock en de verdwijning van Wolfmann. Nog later krijgt Doc bezoek van Hope Harlingen, de weduwe van een sinds jaren spoorloos verdwenen muzikant bij een surfband. Als ze geruchten hoort dat haar man nog zou leven vraagt ze Doc hem op te sporen.
Dit zijn de grote verhaallijnen waarrond Pynchon zijn plot opbouwt, een als vanouds complex web van intriges en machinaties, complotten en verwikkelingen. Docs in weedwalmen gehulde incoherentie helpt de lezer nauwelijks verder om het dichte kluwen van motieven te ontwarren. Maar als detective roman moet Eigen gebrek het meer hebben van sfeer, spitse dialogen en spannende cliffhangers op het eind van elk hoofdstuk, dan van een rechtlijnige en begrijpelijke plot. In een grootse finale knoopt Pynchon de losse eindjes trouwens mooi aan elkaar, maar eigenlijk doet dat er weinig toe. Als een almachtige verteller laat hij Doc verdwijnen in een dikke, bruinige mist terwijl die in de file vastzit:
Hij reed in een konvooi van onbekende lengte, waarin elke auto de achterlichtjes van de auto voor hem in het vizier hield, een karavaan in een visuele woestenij, voor korte tijd bijeengekropen om veilig door die troebele wereld te komen.
Eigen gebrek
De term ‘eigen gebrek’ komt uit het maritiem recht (de specialiteit van Sauncho Smilax, Doc zijn advocaat) en verwijst naar de moeilijkheid om bepaalde zaken te verzekeren wegens de inherente kwaliteiten ervan. Een schip dat een lading eieren transporteert kan niet door een gebruikelijke polis gedekt worden omdat eieren nu eenmaal makkelijk breken. Zoals steeds is de titel van een Pynchonroman niet geheel onschuldig gekozen en de rekbaarheid van dit concept zal de meester zeker niet ontgaan zijn. Het verwijst in de eerste plaats naar een centraal thema in Pynchons werk, de erfzonde, of de zondigheid die ons allen aankleeft enkel door het simpele feit dat we geboren zijn. Na de zondeval van het eerste menselijke paar is ons wezen, ons zijn, het eigen gebrek van de mens.
‘Eigen gebrek’ kan ook verwijzen naar een defect of een verlies dat eigen is aan een bepaald materiaal. Zo zal het zuur dat in papier zit ten langen leste dat papier ook vernietigen. In brede zin kan de titel zodoende ook verwijzen naar algemeen verval en mislukking en refereert Pynchons jongste aan die andere in Californië gesitueerde roman van zijn hand, Vineland, waar het falen van de hippiecultuur en de idealen uit de sixties toegeschreven wordt aan de toen heersende geest of ruimer, aan de menselijke aard, die zich niet wil aanpassen. De vele verwijzingen in Eigen gebrek naar het proces van Charles Manson, Richard Nixon en de Vietnamoorlog, het zijn stuk voor stuk aankondigingen voor het einde van het hippie-tijdperk. Net zoals het zuur het papier vernietigt, zijn het de hippies zelf die verantwoordelijk waren voor de vroegtijdige dood van de sixties lijkt Pynchon te zeggen.
Onversneden Pynchon
Eigen gebrek is ontegensprekelijk Pynchons meest toegankelijke roman. Wil dat zeggen dat het tweederangs Pynchon is ? Verre van. Het is tot in het diepst van zijn wezen een ‘typische’ Pynchonroman, maar dan wel één vermomd als detective roman. Pynchon, de paus van de pastiche, speelt als geen ander met de conventies van het detectivegenre. Doc is allesbehalve een doorsnee ‘private eye’ à la Sam Spade of Philip Marlowe.

Voor het overige zijn alle handelsmerken en persoonlijke manieën overvloedig aanwezig: de kurkdroge humor en de zinderende dialogen, de stoet personages met uitzinnige namen (El Drano voor de heroïnedealer Leonard Jermain Loosemeat of de woekeraar Adrian Prussia, de helderziende Sortilège), de verzonnen liedjesteksten van onbestaande kitscherige songs, het recycleren van personages uit zijn vorige romans (in eerste instantie Vineland), numerologische Spielerei (zo eindigt het boek bijvoorbeeld op 8 mei 1970, Pynchons 33ste verjaardag), wereldwijde samenzweringstheorieën of de overtuiging dat er grote geheime machten zijn die de hefbomen van de wereld bedienen (de ‘Golden Fang’, is zeker de naam van een schip, maar ook een drugskartel en een syndicaat dat door belasting ontduikende tandartsen werd opgericht en dat de wereld bestiert), het ophemelen van ongebruikelijk voedsel (de bevroren met een laagje chocolade bedekte bananen waar Bigfoot zo aan verslingerd is), de talloze verwijzingen naar de popcultuur (uitweidingen over de invloed van de Beach Boys, meer dan 300 verwijzingen naar songs of muziek, meer dan 30 verwijzingen naar films, een 20-tal naar acteurs, maar ook televisieprogramma’s – in het bijzonder de cultsoap Gillian’s Island – commercials en cartoons). Kortom, Pynchon opent al zijn beproefde registers… Eigen gebrek is door de grote toegankelijkheid de ideale instap voor lezers die Pynchon nog niet kennen, maar tezelfdertijd krijgen de ingewijde lezers meer dan waar voor hun geld: dit is onversneden Pynchon.
Inherent gebrek
Eigen gebrek lezen is een waar genoegen. Pynchon is een erg onderhoudend verteller en poot om de haverklap zinnen neer om de vingers bij af te likken. Hier is een taalvirtuoos op zijn hoogtepunt aan het werk, zoveel is duidelijk. Wie de opdracht krijgt om Pynchon te vertalen, ziet zich geconfronteerd met een veellagig proza en zal noodgedwongen keuzes moeten maken. Is dat één van de redenen waarom Eigen gebrek de enige roman van Pynchon is die vandaag nog in Nederlandse vertaling verkrijgbaar is?
De vertaling van Auke Leistra is jammer genoeg vaak iets te letterlijk en iets te ‘Hollands’. Of wat dacht u van de volgende conversatie tussen Tariq en Doc, op het einde van het eerste hoofdstuk:
“If I can get ahold of your prison buddy, will he honor his debt to you ?”
“I can’t tell you what it is.”
“No need.”
“Oh and the other thing is I can’t give you nothin in front.”
“Groovy with that.”
“Sledge was right, you are one crazy white motherfucker.”
“How can you tell ?”
“I counted.”
In het Nederlands wordt dit geestige stukje straatpoëzie:
‘Als ik dat bajesmaatje van je te pakken kan krijgen, gaat-ie zijn schuld dan inlossen?’
‘Ik kan je niet zeggen waar het om gaat.’
‘Hoeft ook niet.’
‘O en nog iets anders, ik je niks vooruitbetalen.’
‘Geen probleem.’
‘Sledge had gelijk, jij bent één hele maffe blanke.’
Hoe weet je dat?’
‘Ik heb je geteld.’
De swing en de groove uit het origineel is verdwenen en het mopje op het eind is niet meer geslaagd.
Nog een voorbeeld. Als rechtgeaarde hippie draagt Doc uiteraard sandalen. In hoofdstuk 14 noemt één van de personages hem een ‘gumsandal’ in plaats van een ‘gumshoe’ (slang voor privédetective), een mooi voorbeeld van Pynchons voorliefde voor woordspelletjes: “No offense, but you have the look of a private gumshoe, or do I mean gumsandal.” In Leistra’s vertaling wordt dat: ‘Niet om het een of ander, maar u ziet er uit als een stille, zij het een stille op sandalen.’ Alweer een mopje dat niet helemaal tot zijn recht komt.
Dat vertalen vaak verliezen is, geldt wat mij betreft dubbel en dik voor Pynchon. Maar laat dit vooral geen pleidooi zijn om de andere boeken van Pynchon niet te herdrukken in Nederlandse vertaling.
N.B. Net als voor alle vorige boeken van Pynchon bestaat er een aparte wikipagina van Inherent vice, een ware schat aan informatie : http://inherent-vice.pynchonwiki.com/wiki
Verschenen in: STAALKAART #7, 2010
Eigen gebrek van Thomas Pynchon, De Bezige Bij 2010, vert. door Auke Leistra, ISBN 9789023450320, 415 pp.