Kleine klassieken, grote denkers

tumblr_inline_pdto6ffGSX1s0xvfa_540

U zag ze wellicht al eens in de boekhandel, de ‘Kleine Klassieken’ van uitgeverij Boom. Vrij naar het model van de populaire reeks ‘Great ideas’ bij Penguin, brengt deze verzameling sinds oktober 2009 korte maar krachtige teksten van belangrijke filosofen. Het zijn stuk voor stuk smaakvol vormgegeven hebbedingetjes, zo rond de  honderd bladzijden én de uwe voor de prijs van een filmticket. Hapklaar voer voor de geest zeg maar, om nog snel even mee te graaien voor u afrekent. Delen 17 en 18 voegen twee ronkende namen toe aan een nu al behoorlijk indrukwekkende lijst: Ludwig Wittgenstein en Georg Wilhelm Friedrich Hegel.

Over kleur

In het laatste anderhalf jaar van zijn leven werkte Ludwig Wittgenstein (1889-1951) te hooi en te gras aan deze losse verzameling opmerkingen over kleur, onafgewerkt teruggevonden op zijn werktafel in Cambridge. De korte tekst kent al jaren een fanatieke horde aanhangers en blijft tot op vandaag een ware hersenbreker.

In zijn geheel kunnen we Over kleur zien als een reactie op Goethe’s bekende Farbenlehre (1810), een fenomenologische theorie over kleuren en de manieren waarop we die interpreteren. Goethe’s boek heeft nooit op veel bijval van natuurkundigen kunnen rekenen. Maar schilders als Otto Philipp Runge, Wassily Kandinsky of Joseph Turner lieten er zich maar al te graag door leiden. Ook verschillende filosofen bogen zich over het werk: Rudolf Steiner, Kurt Gödel en Arthur Schopenhauer, om er slechts een paar te noemen. Maar dus ook Wittgenstein. Die wil in de eerste plaats aantonen dat over kleuren spreken allesbehalve vanzelfsprekend is. Hij legt de nadruk op de begrensdheid van de taal wanneer we dit fenomeen benaderen. Zo stelt hij zich bijvoorbeeld de vraag of er een doorzichtig wit kan bestaan of een groenachtig rood. Zien we blond haar op een zwart-wit foto wel als blond? Of hoe zien kleurenblinden hun eigen  daltonisme?

Over kleur is in meer dan één opzicht geen licht verteerbare kost. Het zeer gefragmenteerde karakter van het boek bevordert evenmin de leesbaarheid. De lezer wordt meer dan eens op het verkeerde been gezet. Vele vragen die Wittgenstein opwerpt, blijven onbeantwoord of een bepaalde gedachtegang wordt vaak maar gedeeltelijk uitgewerkt. Wittgensteins als vanouds directe en gebalde stijl, met de kenmerkende heldere zinsbouw, de creatieve interpunctie en het alledaags woordgebruik, zet bovendien aan tot suggestie en interpretatie. Het zal iedere rechtgeaarde Wittgensteiniaan worst wezen. Dit knap vertaalde werkje biedt meer dan genoeg stof tot nadenken.

Over de esthetiek

In 1835 publiceerde Heinrich Gustav Hotho, een student van Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831), een gecontesteerde editie van diens lezingen over esthetiek. Hotho baseerde zich op transcripties van medestudenten en op een vandaag als verloren beschouwd manuscript van de grote filosoof zelf. Hegel zelf schreef over esthetica slechts enkele beknopte paragrafen in zijn Enzyclopädie der philosophischen Wissenschaften im Grundrisse, die volgens hem daarenboven  aangevuld dienden te worden met de lezingen. Strikt genomen is er dus geen enkele volledig door Hegel gehomologeerde editie van zijn kunstfilosofie. Sommigen vinden dat Hotho Hegels inzichten teveel vervormde, maar jammer genoeg is er geen alternatief.

Hegels filosofie streefde naar de ontwikkeling van één totaalconcept, waarin hij wetenschap, esthetica, godsdienst en filosofie wilde verenigen. Hij zag de werkelijkheid niet als statisch maar als een continu proces waarbij nieuwe tegenstellingen telkens werden opgeheven. In dit dialectisch proces van these, antithese en synthese, was de kunstfilosofie voor Hegel de eerste ontwikkelingsfase van de Geest, waarin de objecten nog volledig zintuiglijk zijn. De tweede fase is de theologie, met zowel waarneembare als geestelijke aspecten en de derde fase is de filosofie zelf, waarin de denkbeelden ontdaan zijn van alle waarneembare aspecten en volledig ‘ideaal’ zijn. Hegel ziet kunst als een hulpmiddel voor de filosofie om een hoger niveau van denken te krijgen. Via kunst en religie komen we uiteindelijk tot een filosofisch inzicht. Maar dat is meteen ook het einde van de kunst omdat ze overvleugelt wordt door de filosofie. Kunst heeft dan nog enkel zin voor het individu, maar vervalt in het niets in ons streven naar het allesomvattende. Niet enkel kunst om de kunst dus, maar kunst in dienst van de schoonheid, kunst als een zintuiglijke vorm die leidt tot zelfexpressie en zelfkennis.

Wie had deze hoorcolleges niet willen bijwonen? Ze blijven bijna twee eeuwen later even fris en begeesterend.


Verschenen in: STAALKAART #14, 2012

Over kleur van Ludwig Wittgenstein, Boom 2012, vert. door Paul Wijdeveld, ISBN 9789461057198, 135 pp.

Over de esthetiek van Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Boom 2012, vert. door Tjark Kruiger, ISBN 9789461057143, 135 pp.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s