‘Hier wonen ook mensen’, de nieuwe verhalenbundel van Rob van Essen

tumblr_inline_pe82z1Qx4s1s0xvfa_540

Na succesvolle en bejubelde romans als Visser en Alles komt goed gaat schrijver, recensent en vertaler Rob van Essen verder op hetzelfde glansrijke elan, zij het deze keer met een nieuwe bundeling verhalen, Hier wonen ook mensen. Vijftien verhalen die verblijden, verbazen en ontroeren. De bedrieglijke luchtigheid, de verrassende wendingen, de messcherpe observaties, de onderkoelde humor, de laconieke ondertoon: het zit weer allemaal precies juist. Ik zocht de auteur die zich wat mij betreft stilaan de ‘Cheever van de Lage Landen’ mag beginnen noemen op in zijn knus appartement in het zuiden van Amsterdam.

Tijdens mijn zonovergoten wandeling van Amsterdam Centraal naar de Nieuwe Pijp meen ik hier en daar de vleesgeworden personages uit de bundel van van Essen te herkennen. Want dat is naast de vloeiende stijl en de lichte ironie wat ik het meest weet te waarderen in van Essens werk: zijn personages zijn mensen van vlees en bloed, ze lopen gewoon over straat en zijn zo herkenbaar. Ook in de nieuwe bundel zijn mensen zoals u en ik op zoek naar liefde, geluk, verlossing en genade. Terwijl zijn personages in de meest wonderlijke situaties verzeild geraken, lijken ze de greep op het leven te verliezen en is het absurde nooit ver weg. Sommigen raken in de ban van oude boeddhistische rituelen in Korea, maken een boetereis naar Portugal of trekken naar Schiphol om te zien hoe vliegtuigen nu écht landen. Ondertussen komt God langs bij Richard Dawkins, vindt een man plots twee Siamese katten bij zijn schoonouders en wordt een gevallen fietser door engelachtige roeisters in de watten gelegd.

Wanneer de schrijver me ontvangt, neemt hij me mee naar zijn terras waar hij beschut door een parasol Het land 32 aan het lezen was. Van Essen zetelt in de jury voor de Librisprijs van volgend jaar en heeft heel wat boeken te verstouwen. De auteur praat ronduit over zijn tweede verhalenbundel: “Ik houd heel erg van het kortverhaal. Sommigen zeggen dat het verhaal een roman zonder de saaie stukken is.”

In het mooie verhaal ‘Dit is wat ik je beloof’ mijmert het hoofdpersonage dat de 4 mooie roeiende meisjes die hem gered hebben toen hij met de fiets viel, hem nadien geleerd hebben ‘het absurd wonderlijke van het alledaagse’ te waarderen. Dat ene zinnetje bleef bij me hangen. Ik vind dat het toepasbaar is op alle verhalen in de nieuwe bundel, en bij uitbreiding zelfs uw hele oeuvre…

Ja, nu u dat zegt (lacht). Ik heb er zelf nooit zo bij stilgestaan. Maar dat er een absurd of surrealistisch kantje aan mijn werk zit, klopt wel. In Alles komt goed bijvoorbeeld  is dat heel erg ver doorgevoerd, net als in Visser, natuurlijk. In beide romans komen de personages door een vrij alledaagse keten van gebeurtenissen terecht in een absurde toestand. Het zinnetje dat u aanhaalt zou als een soort overkoepelende spreuk boven mijn werk kunnen geplaatst worden. Let wel, het absurde spreekt me aan, maar het is voor mijn werk niet bepalend. Ik vind het alledaagse op zich gewoon wonderlijk. Ik woon hier nu 15 jaar en nog steeds zie ik dingen die ik niet ken, die mij verbazen. Zelfs als ik hier op het balkon zit te lezen en ik kijk naar de gevel hier tegenover dan valt me op dat bijvoorbeeld elke baksteen een andere kleur heeft. Dat soort dingen. Ik verbaas me over het alledaagse, dat is een soort grondhouding voor mij. Het is geen bewuste, geaffecteerde daad. Het heeft ook niets te maken met mystiek of ideologie of zo. Het is een deel van wie ik ben.

Die ingesteldheid maakt uw personages niet alleen erg menselijk, maar ook op hun manier uitzonderlijk. Neem nu de jongeman uit ‘Dit is wat ik je beloof’: hij verovert de roeiende meisjes die hem gered hebben na zijn val, behalve dat ene meisje waar hij verliefd op is…

Voor hem komt daar nog een dimensie bij, juist omdat het over seks gaat. Tot dan toe heeft hij laten we zeggen een middelmatig bestaan geleid, waarin hij seksualiteit blijkbaar zag als iets heel groots en heerlijks, iets dat niet voor hem is weggelegd. Juist wanneer hij merkt dat het iets alledaags is, kan hij op een niveau hoger komen. In de zin van: seks is geweldig net omdat het alledaags is. Het écht absurde was trouwens dat toen ik met het verhaal bezig was en ik de plot reeds had, ik langs de Amstel fietste en aan de overkant een ambulance zag staan aan de rand van de rivier ongeveer op de plek waar ik dat ongeluk had verbeeld. De realiteit haalde even de verbeelding in.

Uw opent de bundel met het grappige verhaal ‘Richard Dawkins krijgt bezoek van God’. Een uitgesproken atheïst in gesprek met een goddelijke entiteit: grappig en gevat. Die droogkomische, laconieke toon, op z’n Angelsaksisch, is ondertussen uw handelsmerk.

Ik houd erg veel van het laconieke en tragikomische. Ik ga niet voor de dijenkletser of het vetkomische, maar eerder voor droge humor. Niet eens om alles te relativeren maar omdat als je goed kijkt de wereld nu eenmaal zo in elkaar zit. Ik vind het laconieke een prettige manier om naar de wereld te kijken. Het is een manier van verzoening. In Visser gaat het over zo’n ironische houding en hoe ver je daarmee kan gaan. Want je moet wel uitkijken dat je niet vervalt in een soort über-ironische houding waardoor niets meer telt. Voor je het weet, kan je je onttrekken aan elk vorm van engagement of moraal, als je maar ironisch genoeg bent. Ik heb geprobeerd om in deze verhalenbundel een soort van moraal in te voeren. Het langere titelverhaal ‘Hier wonen ook mensen’ bijvoorbeeld heeft een bijna moralistisch einde. Zoiets had ik vroeger misschien nog niet gedurfd. Ik vind het leuk om het laconiek te houden, maar ik wil spelen met de grenzen ervan.

Er zijn vrij veel verhalen waarin godsdienst of het geloof prominent naar voren komen. Bijvoorbeeld het openingsverhaal, maar ook ‘De godservaring van Walter Denitz’, ‘Het huis aan de Amstel’, ‘De koude steen’, ‘Ik ben al zo moe’, etc.

Nu u ze zo opsomt zijn er wel meer dan ik gedacht had. Dat is bijna de helft. (lacht). Maar goed, ik kom nu eenmaal uit een streng gereformeerde familie en ben met het woord Gods grootgebracht. Het letterlijke geloof in alles wat in de bijbel staat. Ik ben al heel lang geleden van mijn geloof gevallen, maar mijn verleden laat natuurlijk sporen na. Zeker in het verhaal ‘Ik ben al zo moe’, dat tegelijk een absurd verhaal is, waar mensen weglopen uit de kerk omdat ze een klein meningsverschil met de dominee hebben, is uit het leven gegrepen. Dat kwam in die kringen heel vaak voor. Ik heb daar altijd een belangstelling voor blijven houden. Ik denk dat je het godsdienstig zaadje dat ooit ingeplant werd nooit helemaal kwijtraakt. Zo heb ik ook belangstelling in het zenboeddhisme, zoals mag blijken uit het verhaal ‘Het huis aan de Amstel’. Je blijft hoe dan ook een religieus of mystiek gevoel houden. En eerlijk gezegd, ik vind dat steeds minder erg (lacht).

In ‘Het huis aan de Amstel’ gaat u dan ook ongegeneerd de mystieke toer op: het is het breed uitgesponnen verhaal over ‘Ya hou’, een Koreaanse vorm van mediteren door met 2 fietsen met een spinnenweb tussen de voorvorken naast elkaar te rijden zonder het web te verbreken.

Er zit eveneens een gothic kantje aan dit verhaal, met de mysterieuze leidersfiguur in het grote huis en zo. Ik weet nog goed hoe ik op dit verhaal kwam. Een paar deuren verder aan de fietsenstalling zag ik hoe mijn fiets met een spinnenweb vast zat aan een andere fiets. Toen dacht ik, wat zonde om dit mooie web te verbreken, daar zou je eigenlijk gewoon mee weg moeten kunnen fietsen. Het wonderlijk

Een andere element dat geregeld terugkomt in de verhalen is het belang van het geheugen, het opborrelende verleden. Bijvoorbeeld de 2 verhalen rond de tienerrebel Scipio. In het eerste verhaal met Scipio ‘Toen wij Scipio nog niet kenden’ zegt de verteller dat hij over hem een roman zou kunnen schrijven, maar “die roman zal er niet komen. Het voordeel van verhalen is dat je ze kunt vullen met herinneringen zonder dat je te maken hebt met karakterontwikkeling.”

Ja, dat geheugenaspect is mij ook opgevallen tijdens het lezen van de proefdrukken. Zoals u weet, komt Scipio eveneens voor in 2 verhalen in mijn andere verhalenbundel, Elektriciteit. Dat waren een soort bravoureverhalen, de heldendaden van Scipio. Toen werd er ergens op het internet gesuggereerd dat ik een roman over Scipio zou moeten schrijven, maar het werd uiteindelijk een cyclus verhalen. Aanvankelijk wilde ik verhalen schrijven waarin Scipio een steeds onaangenamer karakter zou blijken te hebben. Een held die door al zijn vroegere vrienden wordt verheerlijkt maar een ontzettende etter blijkt te zijn, met fascistische sympathieën desnoods. Dat vond ik dan weer iets te flauw. Dus werden het verhalen over hoe Scipio’s vrienden zich hem herinneren als mensen van middelbare leeftijd. In een volgende verhalenbundel zal ik misschien nog 1 of 2 verhalen aan hem wijden, maar een echte roman komt er niet van.

Een ander prachtig verhaal over de onmogelijkheid van het correct herinneren is het titelverhaal ‘Hier wonen ook mensen’, met een belangrijke rol voor het personage oom Evert. Wanneer de verteller terugdenkt aan een vakantie in Portugal bezit hij enkel “(…) flarden, losse beelden waarvan ik de betrouwbaarheid betwijfel zodra ze zich samenvoegen tot een verhaal; elke ordening lijkt een achteraf verzonnen hulpconstructie.” Die constructie kan bijvoorbeeld bestaan uit het verzinnen van het dubbelgangersverhaal: de vader in het verhaal lijkt als twee druppels water op de scheidsrechter waardoor Portugal niet naar het WK kan. Die Jean Duflex, een Belgische arbiter, bestaat niet, toch?

Nee, die is verzonnen. Dat verhaal heeft me bloed, zweet en tranen gekost. In Elektriciteit staan er ook enkele verhalen rond oom Evert, maar die waren eerder anekdotisch. Dit verhaal heeft een grotere greep. Sterker nog: ik heb er zelf even mee gespeeld om er een roman van te maken. Maar ik vond geen bevredigend einde. Een verhaal als vertelvorm is veel flexibeler en door enkele verrassende wendingen kon ik er een mooier afgerond einde aan breien.

Uw blog is blijkbaar een erg belangrijke uitlaatklep. U publiceert zeer geregeld notities, herinneringen of nieuwe verhalen. Zo zijn enkele verhalen uit Hier wonen ook mensen eerder verschenen op uw blog ‘Reddend zwemmen’. Andere waren eerder al te lezen in magazines, tussen 2010 en 2013.

Ik vind bloggen heel prettig. Ik probeer er minstens 1 à 2 keer per week iets op te posten. Een kortverhaal in aanzet. Of een genre dat ik eerder nog niet had beoefend, de zogenaamde ‘zeer korte verhalen’ of zkv’s. Of de verhalen over Scipio bijvoorbeeld heb ik daar in afleveringen gepubliceerd. Je kan er heel veel in kwijt. Je kan je bijvoorbeeld geheel schadeloos in literaire of andere discussies moeien. Ik zie mezelf niet als polemist, maar ik vind het leuk om op deze manier het debat open te gooien.

In de blog komen ook veel persoonlijke herinneringen voor. Bent u nostalgisch van aard?

Nou, ik heb een nostalgische aanleg, maar ik vertrouw die niet helemaal. Nostalgie heeft iets stroperigs. Daar moet je ontzettend voor uitkijken. Je mag ook niet in de vroeger-was-alles-beter-val trappen. Ik heb op mijn blog een paar herinneringen opgeschreven waar ik min of meer voor de grap boven heb geschreven ‘Schets voor een hoofdstuk uit de ooit te verschijnen korte autobiografie Kind van de verzorgingsstaat’. Maar misschien moet ik die echt ooit eens gaan schrijven. Een soort autobiografie, wars van iedere nostalgie en enkel gericht op de tijd waarin ik opgroeide. De jaren 70 en 80, toen het normaal was dat je een uitkering kreeg en van school ging, dat je links was en tegen het arbeidsethos. De blog stimuleert in die zin ander werk. Het is een soort oefenterrein.

U publiceert nu bijna al 20 jaar. Ik vind het onbegrijpelijk dat u nog geen grote prijzen heeft gewonnen.

Ja, ik debuteerde in 1996. Ik ben mezelf toch heel lang als een beginner blijven zien, een outsider, wat schrijvers misschien wel eigen is. Plots ben je dan een schrijver van middelbare leeftijd en moet je er aan wennen dat een nieuwe generatie opstaat. Maar prijzen, tja, erkenning is natuurlijk altijd leuk. Mijn boeken krijgen over het algemeen vrij positieve recensies. Visser stond op de shortlist van de Librisprijs. Het is een vorm van erkenning en het stuwt de verkoop naar omhoog. Met dergelijke prijzen koop je tijd om te schrijven. Maar in mijn werk zit iets ongrijpbaars. Je kan er niet makkelijk een etiket op plakken. Ik ga nooit uit van één thema, maar begin met een situatie. Dan kijk ik wat er kan gebeuren. Dat vind ik de prettigste manier om te werken, maar daardoor krijg je soms verhalen die op het eerste gezicht minder doorgrondelijk zijn. Misschien zijn mijn verhalen en romans daarom minder populair. Let wel, ik kan mij hier perfect mee verzoenen. Ik voel geen ressentiment noch miskenning.

Waar bent u op dit moment mee bezig, behalve boeken lezen als jurylid?

Ik sta op het punt om aan een nieuwe roman te beginnen. Ik heb er alvast een beurs voor aangevraagd en in oktober weet ik hoe het er hiermee staat. Wat er ook gebeurt die roman komt er sowieso. Ik heb er heel veel zin in. Een roman schrijven blijft toch nog steeds een grote uitdaging. Bij een roman komt er heel wat logistiek kijken. Het overzicht bewaren, tijd overbruggen, locaties zoeken. Bij een verhaal gaat dat sneller. Je kan je beperken tot de hoofdzaak. Het leuke is dat ik nu voor 2 à 3 jaar in die roman kan duiken. En de blog natuurlijk, met de korte hoofdstukken uit de aangekondigde autobiografie. Zoals gezegd, misschien zit daar ook nog wel een boek in?


Verschenen in: STAALKAART #26, 2014

Hier wonen ook mensen van Rob van Essen, Atlas-Contact 2014, 224 pp.

Bezoek  de blog van Rob van Essen, ‘Reddend zwemmen’, genoemd naar zijn debuut uit 1996: www.rvessen.wordpress.com

Plaats een reactie